Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

vijzen

betekenis & definitie

(Iets) met een schroef bevestigen, (vast)schroeven; ook: (een schroef) draaien, in- resp. losdraaien.

Zoo ziet men ’t gene, op dezen dag, nog ijzervast gevezen lag, verworteld en verwassen, eer ’t ooit morgen is, met éénen keer, ter stede, in stukken vliegen, GEZELLE 2, 643 (1897).

Ze waren twee vliegers ... . Terwijl de ene in den zitbak olie goot, vijsde de andere aan de geweldige pereleren schroef, TIMMERMANS 1966, 93.

Sam.: aanvijzen (zie ald.);

- afvijzen, afschroeven (Hij heeft een houten been tot aan zijn knie. Voor de grap vijst hij het er af en legt het op de tafel, OP DE BEECK 1947, 9);
- invijzen; losvijzen (zie ald.);
- openvijzen;
- uitvijzen, uitschroeven, uitdraaien (Ik heb ander licht gemaakt en dan heeft hij in alle plaatsen de lampen uitgevezen, PAUWELS 1971, 125).

< >