Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

stronk

betekenis & definitie

Stuk, brok (van een groter geheel); ook in toep. op afgezette of verminkte ledematen: stomp.

Een zware negerin heeft een stronk vis gekocht en reikt hem aan haar zoon over ... . Terwijl ze uit haar boezem een paar bankbriefjes plukt en die de lachende kroeskop uit de prauw toesteekt, laat haar jongen spelend de visbrok over boord vallen, JONCKHEERE 1957, 128.

Dicht tegen de grond hebben zij zich voortgehaast naar elke plaats waar er gebedevaart of gekermist werd, en hun stronken en stompen en krukken en rollende houten bakken tentoongesteld, BOON 1975, 188.

< >