Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

paar

betekenis & definitie

Van getallen en in tijdsbep.: even; - vaak in de verb. paar en onpaar.

- Zie ook bij onpaar.

Tante Margriete en tante Uletje spraken met Geert op de pare dagen Nederlands en op de onpare dagen Frans om die taal van haar voorkeur te onderhouden, WALSCHAP 1975, 27.

Het parkeren ... wordt gereglementeerd door ronde borden waarop de cijfers I en II voorkomen en die beurtelings parkeren toelaten naargelang het om een pare of om een onpare dag gaat, Touring 7/4/1977, p. 33.

Vanaf 1978 zullen de verzoekschriften tot betaling in het begin van de pare maanden toegezonden worden en uiterlijk op het einde van de volgende onpare maand moeten betaald worden, Vrouw en Wereld dec. 1977, p. 42.