Wat is de betekenis van stronk?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stronk

stronk - Zelfstandignaamwoord 1. boomstronk (stobbe), onderste stamdeel van een boom.

2024-04-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

stronk

Stuk, brok (van een groter geheel); ook in toep. op afgezette of verminkte ledematen: stomp. Een zware negerin heeft een stronk vis gekocht en reikt hem aan haar zoon over ... . Terwijl ze uit haar boezem een paar bankbriefjes plukt en die de lachende kroeskop uit de prauw toesteekt, laat haar jongen spelend de visbrok over boord vallen, JONCKHEERE...

2024-04-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

stronk

stam van plant waarvan blare en takke af is; stam van mielie sonder kop; stingel waaraan pitte sit.

2024-04-23
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Stronk

noemt men in de bosb. het gedeelte van de stamvoet en het wortelhout, dat bij het vellen van een boom in de grond achterblijft. Bij een goede houtexploitatie streeft men er naar het timmerhoutrendernent zo hoog mogelijk op te voeren door de stammen zo laag mogelijk af te zagen (geringe stronkhoogte).

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stronk

s., stronk(el), stobbe, strûk.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stronk

m. (-en), 1. stomp van een boom- of heesterstam, waaruit vaak weer takken spruiten: stronken uithalen', 2. (Zuidn.) geknotte boom, inz. wilg; 3. het onderste en binnenste harde gedeelte van koolplanten en derg. waaruit de bladeren spruiten : maak de bloemkool schoon, door er de stronk, de groene blaren en de kleine blaadjes in de kool uit te...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stronk

m. stronken (1 stomp van een boom- of heesterstam [al of niet met de wortels er nog aan]; ook: geknotte boom, stam; 2 het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant en dergelijke planten, waaruit de bladeren spruiten): 1. het uithalen der stronken; 2. een kool stronk.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stronk

m. (-en; -je) [struik] 1. Eig. geknotte stam. 2. Metf. harde koolstengel.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stronk

m. (-en), 1. (ook: stobbe), deel van een boom dat na veiling overblijft; 2. (gew.) geknotte boom, m.n. wilg; 3. het onderste en binnenste harde gedeelte van koolplanten e.d., waarop de bladeren vastzitten.