Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

rapen

betekenis & definitie

In enkele toep., m.n. in de schrijft., die in de standaardt. niet (meer) voorkomen: (iets) oprapen; (iets) naar zich toe halen, (ver)krijgen, verwerven;

- een les rapen uit iets, lering trekken uit iets;
- (punten) verzamelen, pakken enz.;
- ergens een kou rapen, opdoen, vatten.

(Hij) kamt zich het haar met een paar forse rukken, bukt zich over het pakje plunje, en raapt er het touw, dat zij aan beide einden in haar vuisten klemt. Zij begint over de weide in de koord te dansen, TEIRLINCK 1952, 1, 124.

We hadden het in zo weinig woorden mogelijk over het voorbije, en in het lang en het breed over de les die daaruit te rapen viel voor wat te wachten stond, BOON 1961, 26.

Een hypernerveuze M. E. kon slechts vier punten rapen tegen P. M., Gazet v. Antw. 4/7/1977.

Afl./Sam.: rapelijk, (gewest.) van een ziekte: besmettelijk (Men zou zeggen dat ge van een rapelijke ziekte zijt aangedaan, de mensen verbieden hunne kinderen bif u te komen, uit vreze voor besmetting! STREUVELS 1964, 44);

- rapeling, afgevallen vrucht, in ’t mv. bep.: afval;
- raapappel, afgevallen appel; raaphout, sprokkelhout.