Ruim, soms bep.: grof, ruw enz. Bijv. in de volg. verb.: in de breedste zin (van het woord); een breed geweten, ook: rekbaar, niet nauwgezet; iets in brede trekken weergeven, in ruwe, grove trekken; (litt. t.) met een breed hart, naar hartelust; - (bijw.) iets breed omschrijven, uitvoerig.
Roedi mag met een breed hart de uitkomende lente vernemen, zoals die zich heerlijk in de zwelling van de beuken openbaart, TEIRLINCK 1952, 1, 120.
Dit voorschrift dient in de breedste zin opgevat te worden, Keurig Ndl. 1973, 84.
Verfransing, of breder gezegd akulturatie, laat diepe sporen na, Knack 21/2/1973, p. 28.
Notaris T.... zal... openbaar verkopen, het onroerend goed hieronder breder omschreven, Klokske 27/4/1978.
Afl.: breedte, (naaist.) ruimte (bij kledingstukken) (Een tuniekbloes in crêpe.... De breedte in de vest wordt gefronst door een ceintuur in de lenden, Vrouw en Wereld sept. 1974, p. 36).