1. Briefkaart.
Een heleboel kerst- en nieuwjaarskaarten met allemaal mooie wensen, en ook nog een „postkaart”, Taalprikjes 66 (1969).
De formulieren zagen er toen helemaal anders uit. Geen ruitjes. Op een postkaart bevonden zich de twaalf wedstrijden. Daarop moest de naam van de klub, die je als winnaar verwachtte, slechts doorgestreept worden, Knack 21/2/1973, p. 62.
2. Prentbriefkaart, ansicht(kaart).
Pa, vroeg ik dan weer, waar zijn die schone postkaarten om in te zien? LIA TIMMERMANS 1962, 76.
Oude Postkaarten van voor 1940. Ik geef van 5 tot 100 fr. p. stuk, Koerier 24/5/1978.
Sam.: postkaartformaat, briefkaartformaat (Een zeldzaam specimen. De laatste pronostiek op postkaartformaat. De streepjes duiden de verwachte winnaars aan, Knack 21/2/1973, p. 63).