1. Slag, klap; oorveeg; een pees (om zijn oren) krijgen, draaien, geven enz.; - ook: pak slaag: hij zal pees krijgen.
Rap als de weerlicht geeft Kobeke ... aan Zanneke Laere een patats dat het door de klas klinkt. Zanneke verschiet er zoodanig van dat hij zijn twee armen omhoog steekt en Nokske Veerze die voor hem zit een pees tegen zijn ooren geeft, CLAES 1933, 94.
Meteen begon hij er bovenarms op te trommelen dat ze millioenen sterrekens zagen. Met elk een paar peezen van den reus hadden ze meer dan genoeg, want ze gaven geenen kik meer en voor zijn voeten bleven ze liggen, WALSCHAP 1935, 16.
Dries kreeg nog een paar pezen, en overtuigd dat het altijd om die ui te doen was, schreeuwde hij enz., CLAES 1955, 116.
2. In de verb. er de pees op leggen, (iem.) hard doen werken, doen wroeten; - er de pees af leggen, een tijdje kalm aan doen, het rustiger) aanpakken.
In het vooruitzicht van een zwaar programma legt oefenmeester G. W. er verder de pees op, Gentenaar 12/5/1977.
Bij Willebroek S.V. namen de trainingen een aanvang op maandag 18 juli. En onmiddellijk legde C.T., de nieuwe oefenmeester, er duchtig de pees op, want niet minder dan viermaal dienden de oranjezwarte spelers zich in diezelfde week op het gemeentelijk speelplein te zijner beschikking te stellen, Gazet v. Antw. 29/7/1977.
Drie weken lang hebben wij intensief getraind ... . Ongetwijfeld waren dat de eerste tekenen dat het tijd werd er de pees eventjes af te leggen. Daarom kregen wij gisteren een volledige vrije dag, Gazet v. Antw. 3/8/1977.