Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

openen

betekenis & definitie

1. Van pers.: (de deur) opendoen.

Hij verwaardigt zich aan te kloppen (wat hij zeker nooit aan Mak’s deur zou doen). Emke komt openen, TEIRLINCK 1952, 1, 138.

2. Van deuren: vanzelf, automatisch opengaan (naar fr. 's ouvrir automatiquement).

De deuren openen zichzelf (in een lift), Taalb. 1973, II, 772.

3. Van ramen, deuren enz.: uitzien op, een uitzicht geven op, uitkomen op; soms bep.: toegang geven tot (naar fr. ouvrir sur): het venster opent op de rivier; de deur opent op de straat, op een eetkamer.
4. In toep. met als hoofdbet.: een begin maken met iets: (een dossier) aanleggen (naar fr. ouvrir un dossier au nom de); (een onderzoek) instellen (naar fr. ouvrir une enquête); (een wedstrijd) uitschrijven (naar fr. ouvrir un concours).

Het dossier, geopend op naam van X ..., draagt het nummer ..., Keurig Ndl. 196a, 117.

Onmiddellijk werd een streng onderzoek geopend. Tot slot werd een wedstrijd geopend, Keurig Ndl. 1973, 254.