Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kloppen

betekenis & definitie

In de verb. (een aantal) uren kloppen, werken, in dienst zijn, dienst doen.

Een wielrenner die durft te beweren dat hij geen mooi beroep heeft, is een leugenaar of een luiaard.

Hij moet minder uren kloppen dan een gewone werkman en normaal verdient hij meer, JANS/VAN LOOV 1972, 45.

Afl./Sam.: klopper, (scherts.) hart, tikkertje (Hij houdt evenmin van de pillen die hij voor zijn klopper slikken moet, VAN AKEN 1958, 31).

< >