In de verb. van krommenaas gebaren (soms ook krommen haas) e.d., doen alsof men van niets weet, zich van de domme houden, zich onnozel houden, doen alsof zijn neus bloedt.
Wat het gros der mannen zegt en denkt van vrouwen grenst aan het waanzinnige en dan is het begrijpelijk dat het voor de dikhuidigsten onder haar vanzelfsprekend is dat zij er doofstom gaan bij staan en van krommen aas gebaren, TEIRLINCK 1952, 1, 237.
Hij weet wel dat hij daarin nooit kan slagen, doch het volstaat dat de andere van krommenaas gebaart, en dat doet hij met een goed hart, van nature uit, TEIRLINCK 1952, 2, 114.
Tamboer wist wel wat daar achterstak, maar hij hield z’n eigen van krommen haas, en als Gille weg was verweet ’m Boeboeske dat ze te veel lameerde tegen heur broer, CLAES 1960, 85.
Wel zegt hij, post dat betekent erachter en scriptum dat komt van scribere schrijven, dus... Hoe dus, vraag ik want ik gebaar natuurlijk van krommenhaas. Dus, zegt Pol, P.S. wil zeggen iets dat achter een brief komt, VERSTEYLEN 1964, 3.
Omdat sommigen het geld niet naar hun gezin in Marokko stuurden, werd een betere regeling getroffen. De Belgische kassen stuurden het rechtstreeks naar de Marokkaanse kas die het dan moest verdelen. Maar ginder gebaarde men van krommenaas, Volksmacht 11/2/1977, p. 4.