In enkele uitdr. die in de standaardt. niet voorkomen: iets tot klein hout maken, eig.: er brandhout van maken, en vand.: vernielen; - klein hout maken, er niets van terecht brengen; er (rap) klein hout van (mee) maken, er (vlug) een einde aan maken, iets niet langer pikken.
Hij sprak met gezag en vaak drong hij zijn gezag op, omdat hij het Zichems volk door en door kende en er mee op zijn gemak kon omspringen. Een andere als Munte zou klein hout hebben gemaakt. Wat Pastoor Munte zegde, klonk als evangelie en werd als evangelie geloofd, BONI 1948, 75.
Pakweg 2.000 woeste supporters die het veld op willen of de tribune tot klein hout willen maken, T.V. strip 19/5/1978, p. 65.
- Over zijn hout gaan, (eig.: zijn krediet overschrijden, en vand.:) alle perken te buiten gaan, over de schreef gaan, de spuigaten uit lopen, te ver gaan enz.
Eens liep het toch wat al te zeer over zijn hout. Wat Fransje uitgestoken had, weet ik niet meer; maar dat het nogal erg was, dat wel, PEETERS 1931, 115.
In de trein werd de tijd gekort ... door het zingen van strijdlustige en ondeftige liedjes ... . Als het over zijn hout dreigde te gaan, begon de Stompel te zweten en verzamelde moed voor een beslissing in het kuisen van zijn bril, LEBEAU 1962, 14.
Ik kan veel verdragen, maar als het over zijn hout gaat, dan word ik woedend, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 22.
- Niet meer weten van wat hout pijlen (te) maken e.d., geen uitkomst meer weten, ten einde raad zijn, met de handen in het haar zitten, niet meer weten hoe zich uit de moeilijkheden te redden enz.; - ook: van alle hout pijlen (weten te) maken, uit alles (weten) voordeel (te) halen.
Wat Louis betrof, die zwierf rond, zonder Leentje, en zonder te weten van wat hout voorlopig pijlen te maken, BOON 1961, 172.
Ondanks de grote suksessen ... deed het me vaak pijn dat men wielrenners als ‘domme jongens die niet wisten van welk hout pijlen maken’, beschouwde, JANS/VAN LOOY 1972, 33.
Dan was er Morriske Roggeman, die niet meer wist van wat houten pijlen te maken, geen woonst meer had ... en daarom dan in De Vlam wonen kwam, BOON 1977, 124.
Anderzijds is het zo dat een aanvallende ploeg nooit van alle hout pijlen maakt, dat een doelman onder druk ... steeds boven zijn krachten groeit enz., Gazet v. Antw. 3/7/1977.
Sam.: houtbijter, (gewest.) houtkever; houtkapper, houthakker; houtleeuwerik, boomleeuwerik.