Wat is de betekenis van hout?

2025-04-21
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-04-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hout

o. (-en), 1. (stofn.) in botan. zin dat deel van het plantenweefsel dat door verdikking der vaten en afsterving van protoplasten stijf en hard wordt; in het alg. het harde, door de bast bedekte gedeelte der stammen en wortels van bomen en heesters : een voer, een lading, een stuk hout; een e(i)ndje hout, een lat; — in het hout schie...

2025-04-21
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

hout

Het begrip hout heeft 3 verschillende betekenissen: 1) harde stof. harde stof waaruit de stammen en de takken van bomen en heesters bestaan; ook: soort hout. In toepassing op het hout aan de boom en in toepassing op hout als materiaal. 2) golfclub. golfclub, vroeger met een houten clubhoofd. 3) de houten blaasinstrumenten....

2025-04-21
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

hout

(1950, vero.) (Vlaanderen, Barg.) (vaak meerv.) geld. • Hout. Wordt veel in de meervoudsvorm gebruikt, en wordt uitge sproken: haten. - Vijf houten, twintig houten = vijf frank, twintig frank. Waarschijnlijk afgeleid van het bolspel, waar er dan spraak is van het winnen met drie houten (drie houten bollen). (Oostvlaamsche Zanten. Mededeling...

2025-04-21
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hout

hout - Zelfstandignaamwoord 1. (n) het materiaal in het binnenste van houtige planten (bomen, struiken, etc) 2. (m) bos, park, bijv. Haarlemmerhout, Kralingerhout, Leidse Hout We hebben heerlijk in de hout gewandeld.

2025-04-21
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

hout

Hout is een bouwmateriaal, afkomstig van boomstammen en -takken. Naast merg, spint en schors vormt het daarvan het voornaamste bestanddeel. Ten noorden van de Alpen is hout van oudsher het belangrijkste bouwmateriaal. Onderscheiden worden naaldhout van naaldbomen (dennen, grenen, vuren) en loofhout van loofbomen (eiken, beuken enz.). De stammen wer...

2025-04-21
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

hout

hout - zelfstandig naamwoord 1. stof waaruit bomen bestaan ♢ deze kast is van hout gemaakt 1. hij is uit het goede hout gesneden [is eerlijk en betrouwbaar] 2. we moeten op een...

2025-04-21
Jargon & Slang van Muzikanten

Marc De Coster (2017)

Hout

Hout - muzikantenslang voor klarinet of trommelstokken.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-04-21
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Hout

Algemene benaming voor bosgebied. Oudned. en Oudfries holt. In de oorspronkelijke betekenis vaak in de betekenis van ‘houtleverend bos', dat wil zeggen hoog opgaand bosgebied waar het bouwen timmerhout werd geoogst. Komt als namenbestanddeel voor, bijv. in Boekelte (N. Boijl).Zie: EWN 2, 471.