1. Van spijzen, dranken enz.: een prikkelend gevoel veroorzaken, prikkelen, pikant zijn.
Bij het lamplicht werd er gulzig verkensgebraad met patatfrit gegeten, dat de dikke vrouw van Fransoo had gereedgemaakt, en kundig bereid met pikkende sausen, kruidnagel, laurierblad en smakelijke thymus, TIMMERMANS 1966, 231.
2. Van brandnetels, doornen enz.: prikken, steken.
Sam.: pikkedief, (gemeenz.) dief (Waren het pikkedieven die zo maar bij klaarlichte dag alles kwamen wegsleuren, terwijl iedereen het kon zien? DURNEZ z.j. (± 1958), 104).