Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

doek

betekenis & definitie

Luier.

Voor die kleintjes moeten de moeders zelf iedere dag het klaargemaakte eten plus de doeken inleveren, Vrouw en Wereld febr. 1974, p. 34.

Geen vrouw was zo behendig als hij om het (kind) een verse doek aan te doen of eten te geven, Vrouw en Wereld nov. 1977, p. 45.

- Iem. in de doeken doen, draaien e.d., iem. beetnemen, bedotten, in de luren leggen.

Ik ben meegegaan om dat allemaal eens in zijn werk te zien. Het is echt jammer hoe ze daar de goedgelovige zielen in de doekjes doen! Ze beginnen die demonstratie met o.a.: «Vandaag allemaal een verwarmingsdeken gratis mee naar huis... zonder geld...», Vrouw en Wereld jan. 1975, p. 43.

‘Mij in de doeken gedraaid, dat heeft hij!’ schreeuwt De Creyl. ‘Ha, de vuilbek, met zijn praat over de onkreukbaarheid van het gerecht, en de onversaagdheid in de plicht, BOON 1975, 116. Ook o.a.: WALSCHAP 1939, 125. OP DE BEECK 1947, 114.

- Er geen doekjes aan, rond doen, - om hangen, er openhartig, rondweg voor uitkomen, er geen doekjes om winden.

Ziet hij niet in dat hij zijn vrouw afmaakt?... Het is het moment niet meer om er nog verder doekjes om te hangen. Het moet hem tot het verstand gebracht dat hij met de dood aan de gang is, TEIRLINCK 1952, 2. 74.

Opm.: In de standaarde is doek thans volledig verdrongen door luier.

Sam.: kinderdoek (Wdl.), luier (Ze... verzoekt haar op een namiddag eens naar de hei te komen, als Tooje flanel gekocht heeft. Ze kan dan eens wijzen hoe groot de kinderdoeken moeten zijn, BLOMMAERT 1945. 69).

< >