Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

doef

betekenis & definitie

Dof klinkende slag, stoot; dof, bep. een vuistslag op de rug; iem. een doef geven; (bij het spel) voor een doef spelen, ter aand. dat de winnaar de andere(n) een dof op de rug mag geven, en vand.: niet voor geld spelen; - ook in erotische zin: een doef(ke) doen, coïre.

Afl.: doefen, slaan, een klap geven; bonzen; ook: coïre.

< >