Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZUUR-BASE-EVENWICHT

betekenis & definitie

Voor een goed verloop van de levensprocessen is het noodzakelijk dat de zuurgraad van de cellen, de weefselvochten en het bloed weinig veranderingen ondergaat, m.a.w. de waterstofionenconcentratie moet ongeveer constant blijven. Voor het bloedplasma geldt, dat de pH moet liggen tussen 7,3 en 7,45.

Aangezien echter met de voeding nu eens een base-overschot (vegetarische voeding bijv.) en dan weer een zuur-overschot wordt opgenomen, terwijl bij de stofwisseling altijd veel zuren vrijkomen (vnl. koolzuur, maar ook zwavelzuur en phosphorzuur) bestaat er een labiel evenwicht en dient het organisme te beschikken over middelen, die verhinderen, dat dit evenwicht te veel wordt verstoord. Deze middelen zijn1. het bufferend vermogen der lichaamsvochten, door de aanwezigheid van eiwitten (o.a. bloedkleurstof, plasma-eiwit), van een koolzuur-bicarbonaatmengsel en van mengsels van primaire en secundaire phosphaten.
2. De functie der uitscheidingsorganen. De longen scheiden het koolzuur uit. Andere zuren worden verwijderd door de nieren; normale nieren kunnen urine vormen met een pH van 4,8 waardoor veel (zwak) zuur zonder base-verlies wordt verwijderd; verder kunnen zij ammoniak vormen (uit aminozuren) en daarmee zure radicalen neutraliseren. Ook een overmaat alkali kan door de nieren worden uitgescheiden in de vorm van bicarbonaat, waarbij de PH VAN urine tot 8,0 kan stijgen.

Schieten deze middelen te kort, dan hopen zich zuren of basen in overmaat op in de lichaamsvochten; deze worden te zuur of te basisch; in het eerste geval ontstaat acidosis, in het tweede geval alcalosis.

DR H. J. VIERSMA.