(1, geneeskunde) of haemoglobine, afgekort Hb, of rode bloedkleurstof, komt bij gewervelde dieren uitsluitend voor in de rode bloedcellen en in geringe mate in sommige (rode) spieren. Menselijk bloed bevat 14 g Hb in 100 cm3 bloed; het Hb gehalte der bloedcellen is ongeveer 30 pet.
De grote betekenis van deze onmisbare stof is, dat ze in staat is uit de lucht zuurstof in losse chemische binding op te nemen, en dat ze daarna deze zuurstof even snel kan afgeven op alle plaatsen, waar het gehalte aan vrije zuurstof laag is. Hierdoor is Hb dus het ideale transportmiddel voor zuurstof van de plaats van opneming (longen, kieuwen) naar de plaats van afgifte (aan de zuurstof-verbruikende levende weefsels). De chemische wetenschap is er nog nooit in geslaagd, een stof met dergelijke eigenschappen synthetisch te bereiden.
De aanwezigheid van Hb in het stromende bloed is noodzakelijk: indien zuurstof daarin alleen door „oplossing” kon zijn, zou het bloed niet meer dan 0,3 cm8 per 100 cm8 bloed kunnen transporteren; door de hulp van het Hb wordt dit gehalte echter tot 60 X 0,3 cm8 = 18 cm8 per 100 cm8 bloed vergroot. Alleen door dit mechanisme is (bij voldoende circulatie) een behoorlijke voorziening der levende weefsels met zuurstof gewaarborgd. De „aanpassing” van het stelsel Hb + zuurstof aan biologische eisen is zeer treffend; de verhouding tussen de zuurstofconcentratie (d.i. de hoeveelheid zuurstof per volumeneenheid) en de hoeveelheid aan Hb gebonden zuurstof is zodanig, dat bij aanraking van Hb met longenlucht die bloedkleurstof geheel met zuurstof wordt „verzadigd”, terwijl afgifte in versnelde mate plaats vindt bij groter wordende zuurstofbehoefte van het weefsel. Dezeverhoudingwordtgrafisch voorgesteld door de zgn. dissociatiecurve van het oxyhaemoglobine.
De oxygenatie (zuurstofopneming) van het Hb tot oxyhaemoglobine (HbO) is direct waarneembaar door de kleurverandering van paars tot helderrood. Vandaar ook het kleurverschil in aderlijk (veneus), zuurstofarm en slagaderlijk (arterieel), zuurstofrijk bloed.
Het adsorptiespectrum van beide pigmenten is karakteristiek verschillend. De zuurstof, door de oxyhaemoglobine voor de levende weefsels aangevoerd, dient voor de daar plaatsvindende oxydatieprocessen; bij deze verbranding wordt een grote hoeveelheid koolzuur gevormd, welke weer door het bloed naar de longen moet worden getransporteerd, om daar te worden afgegeven. Wij weten nu ook, dat voor dit koolzuurtransport de haemoglobine een even belangrijke rol speelt als voor de zuurstofoverbrenging. Dit geschiedt evenwel op andere wijze, welke hier niet nader wordt besproken.
Behalve voor zuurstof heeft Hb een grote bindingsneiging voor andere gassen, speciaal voor het in lichtgas en kolendamp voorkomende kooloxyde (CO). De binding van Hb met CO is veel vaster dan die van Hb met zuurstof, en daarom wordt Hb, dat zich met kooloxyd heeft verbonden, geheel ongeschikt voor zuurstoftransport. Dit is het voornaamste gevaar van de lichtgas- en kolendampvergiftiging.
De chemie van het Hb is in de laatste jaren veel beter bekend geworden. Het Hb is opgebouwd uit een organische verbinding, haem genoemd, en uit een eiwitstof, de globine. De structuur van het haem is bekend, en zijn synthese is mogelijk; het molecule is opgebouwd uit 4 zgn. pyrrolkemen en als karakteristiek metaal is een ijzeratoom aanwezig. Dit haem is in de natuur zeer verbreid; het komt in de beschreven of in analoge vorm voor in bijna alle cellen, die zuurstof verbruiken, en is voor de verbrandingsprocessen van het grootste belang. De combinatie met de eiwitstof globine tot Hb vindt men alleen bij gewervelde dieren en in sommige groepen ongewervelde. Bij deze laatste dieren is het Hb dikwijls niet in cellen opgesloten, doch vrij in lichaamsvloeistof opgelost. Het metaal in het haem-gedeelte behoeft niet altijd ijzer te zijn, bij het blauwe haemocyanine van kreeftachtige dieren en sommige slakken is het metaal koper, bij andere is ook mangaan gevonden.
Haemoglobine kan gemakkelijk in typische kristallen worden verkregen; in water is het zgn. colloïdaal opgelost met zeer grote moleculen; het moleculair gewicht is ongeveer 68 000 (z ook bloed). PROF. DR R. BRINKMAN