is de naam van een verbond, gesloten tussen twee of meer mogendheden met een bepaald politiek doel, nl. om door wederkerige ondersteuning in bepaalde gevallen bepaalde doeleinden te bereiken. In tegenstelling met duurzame verbintenissen, zoals een unie, een confederatie, een statenbond of een bondsstaat, is de alliantie van voorbijgaande aard.
De mogendheden, die een dergelijk verbond sluiten, zonder dat een der partijen iets van haar zelfstandigheid prijs geeft, heten de geallieerden. Men onderscheidt verschillende soorten van allianties: om zich tegen mogelijke aanvallen te beschermen, worden defensieve allianties gesloten; tot het voeren van oorlog, ten einde bepaalde wensen, bijv. naar gebiedsvergroting, te verwezenlijken, gaat men offensieve allianties aan. Verder maakt men nog onderscheid tussen algemene en bijzondere allianties. De eerste worden gesloten met het oog op ieder voorkomend geval van nood, de tweede alleen met het oog op één bepaald geval, voor een bepaalde tijd en tegen een bepaalden vijand.Ook wordt er wel onderscheid gemaakt tussen zgn. gewone allianties en coalities. Bij de gewone allianties treedt dan slechts één der geallieerden op als oorlogvoerende hoofdmacht; de andere verlenen hierbij wel de behulpzame hand, maar nemen noch betreffende het oorlogsplan noch aangaande het sluiten van de vrede en de vredesvoorwaarden aan de beslissing deel. Wederzijdse rechten en plichten worden gewoonlijk nader vastgesteld. Bij de coalities neemt ieder der geallieerden gelijkelijk aan de oorlog deel. Het voeren van de oorlog en de gevolgen nemen zij gezamenlijk voor hun rekening. Een bijzondere soort van allianties zijn de zgn. subsidietractaten; daarbij wordt overeengekomen, dat de ene staat dan aan de andere voor een oorlog bijv. een bepaald aantal troepen tegen een vastgestelde som gelds levert. Ook worden zulke tractaten gesloten tussen reeds verbonden staten, om de bereiking van hun gemeenschappelijk doel mogelijk te maken; de ene partij levert dan bijv. het geld, een tweede de wapenen, een derde de soldaten. Bij een garantie verdrag verbindt de ene staat zich, in te staan voor de uitvoering van enig verdrag of voor de integriteit of de neutraliteit van de andere.
Zowel een alliantie-, als een garantieverdrag heeft slechts in bepaalde, in het verdrag omschreven gevallen of bij het optreden van bepaalde gebeurtenissen gemeenschappelijke actie of wederzijdse ondersteuning der verdragspartijen tot doel. Indien zodanig geval of zodanige gebeurtenis zich voordoet, spreekt men van casus foederis. Bij het optreden daarvan is het partijen geoorloofd van elkander de in het verdrag toegezegde hulp in te roepen, welke hulp de wederpartij alsdan verplicht is te verlenen. Casus foederis is er bijv., als oorlog uitbreekt tegen een der verbondspartijen.
Alliantie- en garantieverdragen werden reeds in overoude tijden gesloten. Hun aantal is dan ook niet te tellen. Reeds het Oude Testament maakt melding van allianties. Ook de Grieken en Romeinen gingen ze veelvuldig aan.
Tot de bekendste allianties behoren: de Triple Alliantie (Nederland, Engeland en Zweden; 23 Jan. 1668); De (Eerste en Tweede) Gewapende Neutraliteit van 1780 en 1800 tussen Denemarken, Rusland en Zweden, waarbij zich geleidelijk andere staten, o.a. Nederland (Eerste Gewapende Neutraliteit), aansloten; de Heilige Alliantie (1815); het Viervoudig Verbond van Aken (Engeland, Oostenrijk, Pruisen en Rusland; 1815), later door het toetreden van Frankrijk tot de Pentarchie uitgebreid; de Tweebond (Zweibund) tussen Duitsland en Oostenrijk (1879), later tot het toetreden van Italië tot Dreibund geworden; het Rückversicherungsvertrag (Duitsland en Rusland; 1884); de Entente Cordiale tussen Engeland en Frankrijk (1904), waarbij Rusland zich in 1907 aansloot (Triple Entente); de verbonden der geallieerden en geassocieerde mogendheden gedurende Wereldoorlog I (1914-1918) en van de geallieerden, waaronder Nederland en België, gedurende Wereldoorlog II (1939-1945).
Van de garantie-verdragen kunnen worden genoemd: de garantie van Engeland voor de uitvoering van de vrede van Utrecht (1713); de territoriale integriteit werd gegarandeerd, wederzijds door Frankrijk en Rusland, bij de vrede van Tilsit (1807); van Turkije bij de vrede van Parijs (1856); wederzijds door Engeland en Japan in de alliantie van 1905; van Noorwegen door Duitsland, Engeland, Frankrijk en Rusland (1907); wederzijds in de Noordzee-verklaring (1908) door Nederland, Duitsland, Engeland, Frankrijk en Zweden en in het Oostzee-verdrag (1908) door Denemarken, Duitsland en Zweden. Van bijzonder belang is de in 1939 door Engeland aan Polen gegeven garantie. De aanval van Duitsland op Polen was hier de casus foederis, tevens casus belli (z oorlog), het sein tot Wereldoorlog II (1939- 1945).
MR L. V. LEDEBOER
Lit.: C. Koumanoudi, Les traités d’alliance au XlXe siècle (Paris 1901); R. Erich, Ueber Allianzen und Allianzverhaltnisse nach heutigem Völkerrecht (Helsingfors 1907); F. Malsy-Mink, Die völkerrechtliche Garantie, insbesondere die Garantie der Unversehrtheit des Gebietsbestandes der Staaten (Giessen 1938); G. Petitmermet, Le traité de garantie en droit international public (Lausanne 1940).
Men noemt de alliantie bij voorkeur naar het aantal verbonden mogendheden. Alsdan onderscheidt men de volgende typen en historische voorbeelden ervan.
A. Duple Alliantie of Tweebond.
1. De Tweebond van 7 Oct. 1879 tussen het Duitse rijk en Oostenrijk-Hongarije, waarbij werd afgesproken, dat beide landen elkaar met alle krachten zouden helpen, indien één van beide door Rusland werd aangevallen. In iedere andere oorlog beloofde men elkaar welwillende neutraliteit. Deze alliantie werd gesloten door vorst Bismarck namens keizer Wilhelm I — die slechts zeer tegen zijn zin zijn toestemming heeft gegeven — en graaf Andrassy, namens keizer Frans Jozef. Door de gebeurtenissen van het jaar tevoren op het Congres van Berlijn was men vooral te Wenen sterk onder de indruk gekomen en bevreesd geraakt voor zijn isolement t.a.v. Rusland. De historische betekenis van de alliantie was, dat nu de kern gevormd was van de latere Driebond (vgl. hieronder B. 3), die tot 1919 de grondslag was van Duitslands machtspositie in Midden-Europa.
2. De Tweebond van 1890-1894 tussen Frankrijk en Rusland, waarbij werd afgesproken, dat beide landen zouden mobiliseren, zodra één der Driebondsmogendheden — Duitsland, Oostenrijk en Italië — mobiliseerden en met bepaalde legereenheden Duitsland zouden aanvallen, zodra een der Driebondsmogendheden een van hen zou aanvallen. Deze alliantie was op 17 Aug. 1892 in de vorm van een „Concept Militaire Conventie” getekend door de chefs van de Russische en Franse generale staven, de generaals Obroetsjef en Boisdeffre, de 17de Dec. 1893 en de 4de Jan. 1894 namens hun staatshoofden goedgekeurd door de ministers van buitenlandse zaken von Giers en De Montebello en blijkbaar zo geaccepteerd. De Russische tsaar en de president van de Franse Republiek hebben haar tenminste nooit officieel aangenomen. De laatste heeft slechts op de enveloppe waarin de stukken werden bewaard, geschreven: „Frans-Russische militaire overeenkomst, die door de ministeriële nota’s d.d. 17 Dec. 1893 en 4 Jan. 1894 kracht van tractaat heeft gekregen. Felix Faure.” Langzamerhand was Rusland tot het aangaan van zekere bondgenootschappelijke verplichtingen t.a.v. Frankrijk overgegaan, toen de Duitse regering na Bismarck’s aftreden het Duits-Russische Herverzekeringsverdrag niet had vernieuwd. De historische betekenis van de alliantie was, dat nu het Europees evenwicht weer enigszins was hersteld. Na het ontstaan van de Entente Cordiale van 1904 tussen Engeland en Frankrijk en vooral na de vorming van de Engels-Russische Entente van 1907 was de Tweebond van 1892-’94 aangevuld tot de Triple Entente. Hij duurde tot de ineenstorting van het Russische tsarenrijk (1917) en de afzonderlijke Duits-Russische Vrede van Brest-Litowsk (3 Mrt 1918).
B. Triple Alliantie of Driebond.
1. De Triple Alliantie van 23 Jan. 1668 tussen Groot-Brittannië, de Republiek der Verenigde Nederlanden en Zweden, waarbij de bedoeling was de agressie van den Fransen koning Lodewijk XIV in de Spaanse Nederlanden (z Devolutieoorlog) te stuiten. Omdat van de drie genoemde landen de Republiek en Zweden eigenlijk bondgenoten van Frankrijk waren, was de alliantie in deze vorm gebracht, dat men Spanje het alternatief zou voorleggen: óf Lodewijk XIV Franche Comté, óf de reeds veroverde steden in de Nederlanden af te staan. In een geheim artikel was echter door de verbonden mogendheden afgesproken, dat men zich ook gewapenderhand tegen Frankrijk zou keren, wanneer Lodewijk meer begeerde. De Alliantie was gesloten door William Temple namens Karel II, koning van Engeland, graaf Dohna namens de Zweedse Rijksraad en Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, die zich door Temple had laten overhalen, het stuk te tekenen. De betekenis der alliantie was, dat het verbond tussen de Republiek en Frankrijk, dat zich inderdaad liet intimideren en de Vrede van Aken tekende, erdoor verbroken raakte. De toenadering tussen Nederland en Engeland was slechts tijdelijk, want Temple was wel betrouwbaar, maar Karel II had het verbond slechts gesloten om de Republiek te isoleren. Toen hij zich op zijn beurt in 1670 te Dover met den Fransen koning verbond — Zweden werd omgekocht —, was de Alliantie verbroken en de grote oorlog van 1672 tegen Nederland voorbereid.
2. De Triple Alliantie van 4 Jan. 1717
tussen Lord Stanhope namens George I van Groot-Brittannië, raadpensionaris Heinsius namens de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden en de Abbé Dubois namens den regent van Frankrijk, garandeerde de contracterende mogendheden hun gebied, bepaalde de ontmanteling van Duinkerken en het naburige Mardijk en dwong Frankrijk den Engelsen troonpretendent Jacobus Stuart te verwijderen. De oorzaak van de alliantie was, dat de Franse regent Philips van Orleans, wiens binnenlandse positie was bedreigd door de Spaansgezinde „oude hofpartij” bestaande uit de bastaards van Lodewijk XIV, behoefte had aan liquidering van de wrijvingen met de Zee-mogendheden, die nog uit de Spaanse Successieoorlog waren overgebleven. De betekenis van het verbond was, dat de nieuwe verhoudingen, die in Europa waren ontstaan door de Vrede van Utrecht en die van Rastadt en die nog werden bedreigd door de intrigues van het Spaanse hof, werden bevestigd. Men kan zeggen, dat de nieuwe groepering duurde tot 1740.
3. De Triple Alliantie of Driebond van 20 Mei 1882
tussen het Duitse rijk, Oostenrijk en Italië was de uitbreiding van de Tweebond van 1879 (vgl. hierboven A. 1). Er werd bij afgesproken, dat, als een van de drie mogendheden door twee of meer landen werd aangevallen, men gehouden zou zijn alle mogelijke hulp te bieden. Zo ook als Italië of Duitsland aangevallen werd door Frankrijk. In een andere oorlog zouden de beide andere welwillend neutraal zijn. Het tractaat, dat door vorst Hendrik VII Reuss, namens den Duitsen keizer, graaf Kalnoky namens den Oostenrijksen keizer en graaf Robilant namens den koning van Italië, was getekend, was voor vijf jaar gesloten, maar werd tot Wereldoorlog I telkens hernieuwd. In 1887 (20 Febr.) werden er deze aanvullingen aan toegevoegd, dat Oostenrijk aan Italië beloofde, geen veranderingen in de status op het Balkanschiereiland te zullen bewerkstelligen, wanneer zij daarover te voren niet met Rome had onderhandeld, terwijl Italië ook dan door Duitsland zou worden geholpen, wanneer het Frankrijk zou moeten aanvallen tengevolge van een verovering van Tripolitanië door Frankrijk. De aanleiding tot het sluiten van de Driebond van 1882 was geweest, dat Frankrijk in 1881 Tunis onder zijn protectoraat had gebracht, wat Italië als een aanval op zijn toekomstig koloniaal imperium beschouwde. De grote betekenis van de Driebond voor Duitslands machtspositie in Midden-Europa bestaat in de omstandigheid, dat zijn bondgenoot Oostenrijk-Hongarije sedert de totstandkoming ervan niet weer door een oorlog op twee fronten werd bedreigd. Hij werd nog versterkt door de verdragen van 16 Juni 1881 tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië; dat van 30 Oct. 1883 tussen Oostenrijk-Hongarije, Duitsland en Roemenië, waarbij Italië zich op 15 Mei 1888 aansloot; dat van 10 Dec. 1887 tussen Oostenrijk-Hongarije, Italië en Groot-Brittannië over handhaving van de status quo op de Balkan (Middellandse Zee-entente) en dat tussen Italië en Spanje van 4 Mei 1888. Het waren alle defensieve verbonden, waarvan de inhoud geheim was, evenals dat van het Driebondsverdrag zelf. Pas na Wereldoorlog I werd de inhoud ervan bekend. Na de ingetreden spanning tussen Engeland en Duitsland (± 1900) en de als gevolg daarvan merkbare toenadering tussen Italië en Frankrijk nam de betekenis van de Driebond af. Hij duurde tot 4 Mei 1915, toen Italië meedeelde, zich als gevolg van Oostenrijks actie tegen Servië niet langer aan het verdrag gebonden te achten. Kort daarop, op 23 Mei 1915, begon Italië aan de kant van de Triple Entente de oorlog tegen zijn vroegere bondgenoten.
C. Quadruple Alliantie of Vierbond
1. De Quadruple Alliantie van 2 Aug. 1718 of Verdrag van Cockpit bestond uit een verdrag tussen Lord Sunderland namens George I, koning van Engeland, kardinaal Dubois namens den Fransen regent en den gezant van keizer Karel VI, Pendtenridter, waarbij Oostenrijk zich aansloot bij de Triple Alliantie van het vorige jaar (vgl. hierboven B. 2). De bedoeling was Spanje tot vrede te dwingen, terwijl Karel VI het koninkrijk Sicilië en Don Carlos — de zoon van Philips V van Spanje uit zijn tweede huwelijk — als troost opvolgingsrechten in Panna en Toscane zou krijgen. De Republiek der Verenigde Nederlanden echter, die zich wel bij de Triple Alliantie als vredesverbond had aangesloten, weigerde — terwille van haar rust en haar handelsbelangen in Spanje en in Spaans Amerika — tot het nieuwe verbond toe te treden, zodat men eigenlijk niet van een „Quadruple Alliantie” kan spreken, eerder van een nieuwe Triple Alliantie. Het gevolg van de „Quadruple Alliantie” van 1718 was wel, dat in Spanje de onruststoker kardinaal Alberoni werd verwijderd (1719), maar de „Quadruple Alliantie” hield op te bestaan door de heftige anti-keizerlijke politiek, die de nieuwe Engelse minister Townsend ging voeren en de daarop volgende toenadering tussen Spanje en Oostenrijk, bewerkstelligd door den Spaansen minister Baron Ripperda.
2. De Quadruple Alliantie van 15 Juli 1840 tussen Groot-Brittannië, Rusland, Oostenrijk en Pruisen om de integriteit van het Turkse rijk te beschermen tegen de aanvallen van zijn vazal Mehemed Ali, pasja van Egypte, welke gesteund werd door Frankrijk. In zekere zin was het verbond, dat tot stand was gebracht door den Engelsen minister van buitenlandse zaken Palmerston met de gezanten der drie andere grote mogendheden een herstel van de groepering van 1814 en 1815. Het bepaalde dat Mehemed Ali Egypte als erfelijk stadhouderschap en een deel van het door hem veroverde Syrië voor de duur van zijn leven zou mogen behouden, als hij binnen tien dagen accepteerde. Deed hij dat niet, dan zou hij Syrië moeten missen en stelde hij nog langer uit, dan garandeerde men hem ook Egypte niet meer. Frankrijk trok zijn vloot uit Alexandrië naar Toulon terug en Mehemed Ali moest bukken. De betekenis van de Alliantie was, dat de in deze tijd bestaande „entente cordiale” tussen Frankrijk en Engeland tijdelijk verbroken en, eveneens tijdelijk, vervangen was door een Brits-Russische toenadering. Ook, dat de opleving van het Franse nationalisme — o.a. blijkende uit het terug brengen van het stoffelijk overschot van keizer Napoleon I van St Helena naar Parijs — een terugslag ondervond. De minister van buitenlandse zaken Thiers had willen doorzetten en oorlog riskeren, maar de koning — Louis Philippe — was vredelievend en verving Thiers door Guizot.
Meermalen werd ook een alliantie met de naam heilig bestempeld, vooral dan, wanneer pausen erin waren betrokken of wanneer de verbonden strekten ter bestrijding van de Mohammedanen of van de ketterij. Men zie hiervoor echter ligue. Hier dient nog slechts genoemd te worden:
De Heilige Alliantie, internationaal bondgenootschap van 26 Sept. 1815 tussen Alexander I van Rusland, Frederik Willem III van Pruisen en Frans I van Oostenrijk, waartoe respectievelijk alle souvereinen van Europa behalve de Turkse sultan, de paus en de prins-regent van Engeland toetraden en waarbij zij beloofden hun onderdanen als vaders te zullen regeren, elkaar als broeders en de Christenheid als één natie te zullen beschouwen, wier ware souverein Jezus Christus was. Engeland, wantrouwde echter Ruslands Balkan-aspiraties, keizer Frans had wel getekend — uit reverentie voor den tsaar —, maar zijn minister Mettemich verweet de Russische diplomatie, dat zij overal de liberalen steunde. Het is dan ook te beschouwen als een diplomatieke overwinning van Engeland en Oostenrijk, dat de 20ste Nov. 1815 naast de Heilige Alliantie een ander verbond gesloten werd: De Grote Alliantie, enkel tussen Rusland, Pruisen, Oostenrijk en Engeland met het beperkte doel, de Tweede Vrede van Parijs te waarborgen. Telkens trachtte Rusland in de volgende jaren de zakelijke basis van de Grote Alliantie tot een van algemeen-ideologische aard te verwijden, maar tevergeefs. Na het Congres van Aken (1818) had de Heilige Alliantie en na de opvolging in Rusland van tsaar Nicolaas I (1825), die Rusland niet langer ongeïnteresseerd wilde houden op het Balkanschiereiland, had ook de Grote Alliantie opgehouden te bestaan.
DR J. S. BARTSTRA
Lit.: N. Japikse, Europa en Bismarck’s Vredespolitiek (1925) ; O. Becker, Das Französisch-Russische Bündnis (1925); A. Singer, Geschichte des Dreibunds (1914); A. Debidour, La Sainte Alliance (1891); W. Nàf, Zur Geschichte der Heiligen Allianz (1928).