Dit reeds door de Ouden vermelde zeemonster, dat veelvuldig beschreven werd uit de Noorse wateren, maar ook uit de gehele Atlantische Oceaan (tot 46° Z.Br.), zowel uit volle zee als van de Europese, Afrikaanse en Amerikaanse kusten, als ook enkele malen uit de Indische en de Pacifische Oceaan, en als het Loch-Ness-monster (Schotland) nog kort geleden de gemoederen in beweging bracht, zou volgens dr A. C.
Oudemans behoren tot de Mammalia Pinnipedia (zeehonden, zeeleeuwen en zeeolifanten), en een dier zijn met een lange hals (l/4 van de lengte) en een zeer lange staart (¼ van de lichaamslengte), vier vinachtige poten en een tamelijk kleine kop. Het kan tot een lengte van bijna 75 m uitgroeien. Hij noemt het Megophias megophias (Rafinesque) en stelt tegenover de mening der zeer velen, die het als fantasie of als een verkeerde interpretatie der verschijnselen (een reeks achter elkaar zwemmende zeehonden bijv.) beschouwen, een bewijsmateriaal, dat hij ontleent aan meer dan 160 verslagen van ooggetuigen. Dezen zagen het dier vaak van zeer nabij. Hun onafhankelijk van elkaar gegeven beschrijvingen vertonen een grote mate van overeenstemming.Dit tot nog toe nooit gevangen en dus voor de wetenschap onzekere dier zou dus een zoogdier zijn en geen verwant van de echte in zee levende slangen, die ook veel kleiner zijn.
PROF. DR H. ENGEL
Lit.: A. G. Oudemans, The Great Sea Serpent (Leiden 1892); R. T. Gould, The Case for the Sea Serpent (1930); A. C.
Oudemans, The Loch Ness Monster (Leiden 1934); Anonymi, The Mysterious „Monster” of Loch Ness (1934); R. T. Gould, The Loch Ness Monster and Others (London 1934); A. G. Oudemans, in: De Levende Natuur, Jg. 39 (1934), p. 214-242; W. Ley, The Lungfish and the Unicom (London 1949).