(1), met (1950) 110 360 inw. (Groot-Wilmington 267 220 inw.), de grootste stad van de Amerikaanse staat Delaware, ligt in New Castle County aan de rechteroever van de Delaware aan de monding van de Brandywine.
De stad heeft een bedrijvige haven met (1948) 1,5 millioen verscheepte tonnage en (1950) 163 fabrieken die goederen voortbrachten ter waarde van 70 millioen dollar, o.a. ammunitie, chemicaliën, leer- en fiberwaren, textiel, spoorwagens en schepen. Het grootste bedrijf zijn de fabrieken en laboratoria van DuPont de Nemours. De Holy Trinity Church, een der oudste kerken in de V.S., is in 1698 door Zweden opgericht.
De nederzetting is in 1638 door Zweden gesticht; in 1655 door de Hollanders en in 1664 door de Engelsen veroverd. De stad kwam onder Quakerbestuur te staan en werd genoemd naar de graaf van Wilmington, een vriend van Penn. Wilmington was tijdelijk het hoofdkwartier van Washington en was later middelpunt van de Abolitionisten.
Lit.: A. T. Lincoln, Wilmington, Delaware, Three Centuries under Four Flags, 1609-1937 (Rutland 1937); W.P.A. (Guide Series), Delaware, a Guide to the First State (2de dr. New York 1948).
(2), een plaats van (1950) 45 040 inw. aan de mond van de Cape Fear River in de Atlantische Oceaan, ligt in New Hanover County en is de voornaamste haven van de Amerikaanse staat North-Carolina. In 1948 werden hier ca 3 millioen ton goederen verscheept. De voornaamste industriële producten zijn bromine, houtwaren, textiel, overhemden en kunstmest.
In de omgeving zijn enkele der populairste badplaatsen van Noord-Carolina gevestigd. De nederzetting ontstond in 1730 en werd in 1743 hoofdstad der kolonie. In de Burgeroorlog was Wilmington de voornaamste haven van de Geconfedereerden. Ca 40 pct van de bevolking bestaat uit negers.
