Nederlands rechtsgeleerde (Haarlem 12 Mrt 1853 - Tongeren, bij Epe, 5 Nov. 1928), werd reeds in hetzelfde jaar waarin hij promoveerde in de rechten te Leiden (1879), benoemd tot hoogleraar in de wijsbegeerte en de encyclopaedie van het recht aldaar, een ambt dat hij tot 1923 vervulde. Zijn kennis van het recht en dienovereenkomstig zijn onderwijs was van waarlijk encyclopaedisch karakter.
In de wijsbegeerte volgde hij Kant en Stammler. Hij is voor generaties van studenten geweest het type van vormelijke hoffelijkheid, van precieze spreker en schrijver, die hun ogen opende voor de hogere en wijdere aspecten van het recht. Van 1902-1906 had hij zitting in de Tweede Kamer. Hij heeft jarenlang gestreden voor het door Rusland onderdrukte Finland. Ook bewoog hij zich op philanthropisch gebied. PROF. MR H. R. HOETINK
Bibl.: De rechtstaat volgens de leer van Rudolf Gneist, diss. (Haarlem 1879); Transvaal contra Groot-Brittannië (Amsterdam Pretoria 1899); Finland. De rechtsvraag (Amsterdam 1900); Un nouveau conflit russo-finlandais (Haarlem 1909); La question des iles d’Aland (2de dr., Leiden 1921); Belangrijkste geschriften, dl I (Leiden 1923); Algemeene inleiding tot de rechtsgeleerdheid (Haarlem 1925); L’oeuvre de Grotius et son influence sur le développement du droit international (Paris 1926).
Lit.: J. M. T. Schepper, in: De Gids, 1929, dl II en III.