baron van, Nederlands staatsman (Huize Vosbergen bij Heerde 6 Juli 1839 Calcutta 2 Apr. 1895), promoveerde te Leiden op proefschrift Iets over de intrekking der recepissen uitgegeven krachtens de publicatie van de G.G. van 4 Febr. 1846, Ind. Sibl. no 5, Inmiddels studeerde hij sedert 1859 te Delft voor O.I. ambtenaar, legde in 1861 zijn eindexamen af en ontving nog in hetzelfde jaar zijn benoeming tot ambtenaar iste klasse voor de burgerlijke dienst in Ned.-Indië.
Reeds in 1862 nam hij ontslag uit ’s lands dienst, om 22 Nov. 1862 op te treden als advocaat en procureur bij de Raad van Justitie te Semarang. In 1873 in Nederland teruggekeerd, vestigde hij zich te ’s-Gravenhage. Hij werd burgemeester van Hoorn, lid van de Provinciale Staten en in Juli 1880 voor het district Hoorn lid van de Tweede Kamer, waar hij optrad als deskundige op koloniaal gebied. In 1883 diende hij een wetsontwerp in tot regeling van de financiële verhouding tussen Nederland en Indië.
Na enige wijzigingen, in achtereenvolgende zittingen aangebracht, werd ten slotte het wetsontwerp verworpen (1885). 20 Aug. 1891 werd hem de portefeuille van Koloniën toevertrouwd in het kabinet-Van Tienhoven - Tak van Poortvliet. Belangrijke wetten kwamen tijdens zijn ministerschap tot stand: tot aanleg van spoorwegen, tot goedkeuring van overeenkomsten met de Nederlandse mailvaart-ondernemingen en met de Nederlandse Handel-Maatschappij, e.a. Aan het eind van 1892 kwam de concessieverlenging van de Billiton Maatschappij tot stand. Het in 1893 door Van Dedem ingediende ontwerp tot herziening van de bepalingen omtrent het opsporen en winnen van delfstoffen kwam na het aftreden van het ministerie te vervallen.
Dit was ook het geval met het wetsontwerp tot wijziging van het R.R. van Ned.Indië. Het ontwerp tot wijziging van de Comptabiliteitswet werd in 1895 aangenomen, met weglating van het gedeelte betrekking hebbend op de financiële verhouding tussen Nederland en Ned.Indië. Na zijn aftreden als minister ondernam Van Dedem een reis naar Brits-Indië, Siam en Ned.Indië. Door hevige koortsen overvallen, overleed hij te Calcutta.PROF. DR F. C. GERRETSON
Lit.: J. T. Cremer, Mr W. K.
Baron v. D., in Eigen Haard (1895); N. G. Pierson, Brieven uit Ned.
Indië van Mr W. K. Baron v. D., in De Gids (Sept.-Oct. 1895); Kleymans, Het Trojaansche Paard (Utrecht 1948).
