Nederlands geschiedkundige (Avenhorn 18 Aug. 1823 - Westwoud 8 Dec. 1894), geneesheer te Westwoud, wijdde zijn vrije uren, ondanks zijn zeer drukke praktijk, aan de geschiedenisstudie, waarin hij een Katholiek standpunt innam, als onderdeel van de strijd voor de emanicipatie, organisatie en ontwikkeling zijner geloofsgenoten. Hij deed dit met grote nauwgezetheid en bezat een uitgebreide kennis en onafhankelijkheid van oordeel, waardoor hij vele gebeurtenissen anders beschouwde dan de liberale en Protestantse historici.
Zijn polemische schrijftrant lokte echter ook veel critiek uit. Met dr Schaepman stichtte hij in 1871 het maandschrift De Wachter, sedert 1874 Onze Wachter geheten en later samengesmolten met De Katholiek. In de politiek schaarde hij zich, Katholiek blijvend, aan de zijde der Liberalen; de Aprilbeweging trof hem zeer en hij bleef afkerig van een samengaan met Antirevolutionnairen of Conservatieven.Bibl.: Het Catholicisme in betrekking tot de beschaving van Europa (2 dln, 1856-1857); Gesch. der regeering van Pius IX (2 dln, I862-’63); Geschiedenis van de Nederlandsche beroerten in de XVIde eeuw (4 dln, 1865-1870); Algemeene geschiedenis des Nederlandschen volks (20 dln, 1871-1882); Geschiedenis van het beleg en ontzet van Leiden in 1574, met een kaart van het beleg (1874); Geschiedenis van het Nederlandsche volk van 1815 tot op onze dagen (4 dln, 1883-’86) ; Geschiedenis van de kerkelijke en politieke geschillen in de Republiek der Zeven Vereenigde Provinciën, vnl. gedurende het Twaalfjarig Bestand (1598-1625) (2 dln, 1886-’87).
Lit.: G. G. W. Gorris, Dr W. J. F. Nuyens beschouwd in het licht van zijn tijd (1908).