Nederlands godgeleerde en geograaf (Leerdam 24 Nov. 1712 Maastricht 6 Aug. 1783), studeerde te Utrecht, werd 25 Oct. 1735 garnizoenspredikant te Namen (classis Maastricht), predikant te Culemborg (ï738), in 1748 tijdelijk legerpredikant te Breda, op 23 Mrt 1759 beroepen tot predikant te Maastricht, sedert 18 Juli 1764 tevens hoogleraar aan de Gereformeerde Illustre School aldaar in astronomie en geografie. Zijn Kerkelijke Geografie heeft historische betekenis.
Bibl.: Landkaarten in de Bij'bel bij N. Goetze (Gorinchem i748-55i); Aardrijkskundige beschrijving des Joodschen Lands, 3 dln (Utrecht i757~’63); De arctissimo connubio Astronomiae et Geographiae (oratie; Ultraj. 1765); Kerkelijke Geographie der Vereen. Nederlanden: In zich behelzende eene Beschrijvinge van den Staat der Sinoden, Klassen en Gemeenten der Hervormde Kerk, 4 dln (i768-*73); Nieuwe Kerkelijke Geographie (1780).
Lit.: C. Se pp, Proeve eener Pragmat. geschied, der Theologie in Nederland (Haarlem 1869), 19, 255, Het Prot. Vaderland, I, 277281.