Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Wetenschap van het toerisme

betekenis & definitie

De geweldige uitbreiding van het toerisme na Wereldoorlog I, de structurele wijziging, die daarbij in het licht trad en die overheid en particuliere belangengroepen tot ingrijpende noodmaatregelen dwong, deed bij de betrokkenen een streven tot theoretische verdieping geboren worden. Zo ontstond in 1920 te Dubrovnik (Ragusa) het Archief voor Toerisme, dat bij gebrek aan contact met het hoger onderwijs niet tot verdere ontwikkeling kwam.

Daarentegen leidden in Zwitserland krachtige pogingen, sinds 1930 ondernomen, tot de bijna gelijktijdige stichting (1941) van een Seminarium voor vreemdelingenverkeer aan de Handelshogeschool te St Gallen en van een gelijksoortig Instituut aan de Universiteit te Bern.Als directeur van het Seminarium, dat in 1946 werd uitgebreid met een afdeling voor verkeerspolitiek, trad op dr W. Hunziker, sinds 1946 met de rang van hoogleraar. Het Instituut kreeg als leider in 1943 dr K. Krapf, tevoren onderdirecteur van het Seminarium en in 1953 begiftigd met de titel van buitengewoon hoogleraar. Het doel van de stichters was vnl. wetenschappelijk gevormde leiders op te leiden voor de verschillende takken van de ,,vreemdelingen-industrie”, personen, in staat tot theoretisch gefundeerde beoordeling van practisch-politieke vraagstukken op dit gebied. Het onderwijs had dus een utilitair karakter, beoogde nauwe aansluiting bij de practijk, o.a. door bepaalde colleges voor het publiek open te stellen en door geregeld meerdaagse cursussen te organiseren van bedrijfseconomische of bedrijfstechnische aard. Talrijke „Seminararbeiten en proefschriften kwamen onder leiding van Hunziker en Krapf tot stand, ten dele gepubliceerd in de Schriftenreihe des Seminars en in de Schweizerische Beiträge zur Verkehrswissenschaft.



Sinds 1946 geven Hunziker en Krapf uit het Zeitschrift für Fremdenverkehr (Revue de Tourisme), dat meer en meer het orgaan wordt voor allen, die zich met de wetenschappelijke studie van het toerisme bezighouden.

Terwijl te Praag in de maalstroom der gebeurtenissen het Instituut voor vreemdelingenverkeer (J. Charvát) verdween evenals in Boedapest, en ook dat te Heidelberg werd opgeheven, kwamen tot bloei te München het Duits Economisch Instituut voor Vreemdelingenverkeer (hoogleraren Pfister en Rössle) en te Wenen het aan de Hogeschool voor de Wereldhandel verbonden Instituut voor Vreemdelingenverkeer en Reclamewetenschap (prof. Fr. Dörfel). Te Rome doceert sinds lang prof. A. Mariotti. In Nederland ziet men de noodzakelijkheid van theoretisch onderwijs in de problematiek van het toerisme niet in.

Hunziker en Krapf organiseerden in 1949 te Lugano een Internationaal Congres van wetenschappelijke experts in het vreemdelingenverkeer. Op een tweede congres te Rome (1951)» bijeengeroepen door P. Romani, commissaris voor het Toerisme in Italië en prof. Mariotti, werd besloten tot de oprichting van een Intern. Vereniging van wetenschappelijke experts in het Toerisme (A.I.E.S.T.), waarvan Hunziker voorzitter en Krapf secretaris werd. In 1952 volgde een congres in Madrid.

Onderwijl hadden twee wereldorganisaties de noodzaak van wetenschappelijke beoefening van het toerisme vastgesteld. De Alliance internationale de Tourisme (A.I.T.) stelde in 1950 te Parijs in een Commission scientifique (voorzitter Hunziker), terwijl de U.I.O. 0. T. (Int. vereniging van officiële toeristische organisaties, waarin voor Nederland optreedt de A.N.V.V.) in 1952 te Dublin besloot een Internationaal Instituut voor de wetenschappelijke studie van het toerisme in het leven te roepen met als voornaamste onderdeel een Commissie van Experts. Laatstgenoemde commissie koos tot haar voorzitter prof. A. Piatier, directeur van het Institut national de la Statistique et des Etudes économiques te Parijs. Beide wetenschappelijke commissies bestaan uit dezelfde personen, terwijl de voorzitter van de ene commissie ondervoorzitter is van de andere.

Prof. Piatier en zijn commissie betwisten Hunziker en Krapf niet, dat contact met de toeristische practijk geboden is, maar wensen niettemin een wijder en dieper onderzoek, waarin het toerisme wordt gezien in het geheel der wereldhuishouding. Toerisme is meer dan een industrie, het is een zeer gecompliceerd economisch, sociologisch en psychologisch verschijnsel met velerlei inwerking op het nationaal en internationaal maatschappelijk leven. Om resultaten te bereiken op dit uitgebreide veld van onderzoek acht Piatier het nodig een werkplan op lange termijn op te stellen en specialisten op verschillend terrein aan te moedigen een bepaald onderwerp voor hun rekening te nemen.

Voorop staat de critiek op de tot nu toe gevolgde methoden van onderzoek, waaraan dikwijls de nodige scherpte heeft ontbroken. Om te beginnen zal het noodzakelijk zijn het begrip toerisme juist te definiëren. Bij deze critiek sluit aan die op de bronnen, vooral op het statistisch materiaal. Het zal nodig zijn andere bronnen aan te boren, die Piatier aanduidt (enquêtes, materiaal opgehoopt bij reisbureau’s en reisorganisaties).

De andere punten zijn achtereenvolgens de marktanalyse en de beide tegenpolen: de toeristische vraag en het toeristische aanbod, de internationale, in het bijzonder de intercontinentale toeristische stromen, waar veel materiaal is verzameld door de O.N.U. en de O.E.C.E., het internationaal toeristisch betalingsverkeer, waarover het Internationaal Monetair Fonds inlichtingen verstrekt heeft, maar veel zich aan de waarneming onttrekt (speculatief en zelfs gratis toerisme mogelijk door verschillende koersen voor dezelfde muntsoort), het toerisme als element van de nationale volkshuishouding, de toeristische politiek, d.w.z. het ingrijpen in de toeristische verschijnselen door overheid en particuliere gemeenschappen.

DR R. VAN WAARD

Lit.: W. Hunziker en K. Krapf, Grundriss der allg. Fremdenverkehrslehre (1942) en (Schriftenreihe no 5): W. Hunziker, System u. Hauptprobleme einer wissensch. Fremdenverkehrslehre (1943).

< >