bijbels-humanist (Groningen ca 1419-4 Oct. 1489), verkeerde in zijn jeugd aan de Fraterschool te Zwolle in de kringen van de Broeders des Gemenen Levens en was een vereerder van Thomas a Kempis. Nadien studeerde hij aan verschillende hogescholen in het buitenland, o.a. sedert 1449 te Keulen, waar hij de magistertitel behaalde, en te Parijs.
In deze stad doceerde hij theologie (vooral Grieks en Hebreeuws) en filosofie en verwierf er zo grote roem, dat men hem de bijnaam „lux mundi” gaf. Aanvankelijk tot de realisten behorend, ging hij later tot het nominalisme van Occam over. Met onderbreking van een tweejarig professoraat in Heidelberg (1456-’58), duurde zijn verblijf te Parijs van 1454 tot 1474. Ook maakte hij enige reizen, o.a. naar Bazel, Venetië en Rome.
In 1475 keerde hij naar het vaderland terug, waar hij zich, onder bescherming van de bisschop van Utrecht, David van Bourgondië, ongestoord kon wijden aan studie en contemplatie. Achtereenvolgens verbleef hij in het Fraterhuis te Zwolle, in het klooster van de reguliere koorheren op de Agnietenberg, in de vermaarde Cisterciënser abdij te Aduard en in het Maagdenklooster te Groningen.Na zich losgemaakt te hebben van de scholastiek - zijn tegenstanders noemden hem „magister contradictionis” — werd Gansfort nu de eerste der Nederlandse bijbelshumanisten. Hij stond een Christendom voor van het innerlijke leven, met de bijbel als kenbron der waarheid; bestreed de leer van de alleenzaligmakende kerk, de onfeilbaarheid der pausen en concilies, de absolutie, de aflaat, de ban en de heiligenverering. Hij erkende de transsubstantiatie, maar evenzeer Christus’ lichamelijke tegenwoordigheid buiten de eucharistie, in de geestelijke communie met Christus. Het vagevuur is voor Gansfort niet een middel tot voldoening aan Gods gerechtigheid - deze heeft alleen Christus voor ons verworven - maar tot loutering der zielen.
Het geloof draagt bij hem het karakter van een innige Christus-mystiek.
Een „hervormer vóór de hervorming” mag men hem niet noemen, maar een voorloper, die de geesten voor de reformatorische gedachten ontvankelijk maakte, is hij stellig geweest. Luther schreef in een voorrede voor Gansfort’s Farrago rerum theologicarum uberrima doctissimo viro Wesselo groningensi auctore (Bazel, 1522“): „Indien ik Wessel te voren gelezen had, zou het mijn vijanden kunnen toeschijnen, dat ik alles aan hem had ontleend, zó stemt ons beider opvatting overeen”. Gansfort’s Opera verschenen in 1614 te Groningen.
DR W. F. DANKBAAR
Lit.: O. Fizély, W. G. Eine dogmengeschichtliche Untersuchung (Léva 1911); J.
Lindeboom, Het bijbels humanisme (1913), E. W. Miller, W. G. life and writings (New York 1917); M. van Rhijn, Wessel Gansfort (1917) ; Studiën over W.
G. en zijn tijd (1933); H. J. J. Wachters, Wessel Gansfort (1940).