(van het Germaanse Wal(a)h = geromaniseerde vreemdeling, Kelt) bewonen de zuidelijke helft van België, nl. de provincies Luik, Luxemburg, Namen en Henegouwen en ca. een derde van Brabant.
De bevolking van de huidige Waalse streek was oorspronkelijk, gerekend van het historisch tijdperk af, Keltisch-Gallisch. Vier eeuwen Romeinse bezetting veroorzaakten een sterke romanisering. De Germaanse volksverhuizing bracht hierin een betrekkelijke wijziging. De minder beschaafde en minder talrijke invallers lieten zich opslorpen door de hogere cultuur van de geromaniseerde autochthone bevolking waarvan zij het idioom mettertijd insgelijks overnamen. Deze evolutie werd aangewakkerd door de kerstening van de streek, ingezet door zendelingen van Neder-Frankische oorsprong en voortgezet door predikers afkomstig uit Aquitanië.
Het begrip van een Waals volk is van tamelijk recente datum. De Waalse gouwen ontwikkelden zich onafhankelijk van elkander sinds het verdrag van Verdun. Verbrokkeld door de feodaliteit, hadden de gouwen onderling weinig betrekkingen en waren zelfs vaak in scherpe conflicten gewikkeld. Zelfs de eenmakingspogingen van vreemde vorsten brachten hier weinig verandering in. Het prinsbisdom Luik, dat economisch en sociaal de meest ontwikkelde Waalse gouw was en dat tot het Duitse Rijk behoorde, leidde in werkelijkheid een haast duizendjarig onafhankelijk bestaan. In feite is de Waalse volkssamenhorigheid, evenals trouwens de naam Wallonië, slechts ongeveer vóór een eeuw ontstaan.
De taal van de Walen is het Frans voor al de uitingen van het openbaar leven en in de beschaafde omgang. Door het volk echter worden vooral de gewestspraken gebezigd. Deze, aangeduid onder de algemene benaming „Waals”, verschillen aanmerkelijk van streek tot streek, soms zelfs van dorp tot dorp.
Ze zijn ontstaan uit de evolutie van het Latijn en scheidden zich ten laatste in de 12de eeuw, waarschijnlijk zelfs veel vroeger, van het Romaans af. In het W. van Henegouwen wordt een variante van het Picardisch (le Rouchi) gesproken en in het Z. van Luxemburg een variante van het Lorreins of Lotharings (le Gaumais).
De Waal is levendig, opgewekt, rondborstig, spotziek, wars van strenge tucht. Hij koestert een grote gehechtheid aan plaatselijke tradities. Cultureel voelt het Waalse volk zich helemaal aangewezen op de Franse beschaving. Gemeenschappelijke taal, overeenstemmende aspiraties, ongeveer gelijkgeaard gevoelsleven, brachten de Walen er toe, Frankrijk als hun geestelijk vaderland te beschouwen. Op politiek gebied hoort Wallonië in de nijverheidscentra meestal tot de democratie van links.
Los van elk partijverband, maar hoofdzakelijk door links-georiënteerde elementen geleid, ontstond en ontwikkelde zich de Waalse Beweging: Oorspronkelijk eenvoudig verweer tegen de Vlaamse Beweging die de meerderheidspositie van Wallonië en van het Frans in België aan tastte, nam ze geleidelijk, na een evolutie van bijna een halve eeuw, een revendicatief karakter aan. Ze kreeg definitieve vorm door de oprichting, onmiddellijk na Wereldoorlog II, van het Congres National Wallon, een permanent strijdorganisme. Dit werd in het leven geroepen door de groepering Wallonië Libre, die zeer actief is en talrijke plaatselijke afdelingen telt. De eerste openbare samenkomst van het Congres sprak zich, in Oct. 1945, met sterke meerderheid voor aanhechting bij Frankrijk uit.
Gedeeltelijk om gevoelsredenen, gedeeltelijk uit opportunisme, wist de leiding deze strekking te temperen en de eensgezindheid te verwezenlijken rond een federaal statuut voor België. Dit standpunt wordt nog heden door het Congres ingenomen.
De mandatarissen van de Waalse vleugel der linkse partijen zijn in grote meerderheid voorstanders van federalisme. De rechtse elementen streven een meer beperkte decentralisatie na.
De Mouvement des Provinces Wallones, die bijna uitsluitend leden van de Christelijke Volkspartij groepeert, eist een geografische Senaat. Parallel daaraan treedt ook de Rénovation Wallonne op, een christelijke beweging waarvan het programma meer overeenkomt met dat van het Congrès National Wallon. De Rénovation Wallonne streeft naar regionaal federalisme.
Aandeel in de Waalse Beweging hebben ook:
1. De Conseil Economique Wallon, welke zich uitsluitend met stoffelijke belangen inlaat en een belangrijke rol speelt in het economisch leven van Wallonië en gedeeltelijk ook van België;
2. De A.W.P.S.P. (Association Wallone du Personnel des Services Publics), welke buiten het verdedigen van de beroepsbelangen der leden, voor volstrekte eentaligheid van de Waalse ambtenaars opkomt;
3. De A.P.I.A.W. (Association pour le progrès intellectuel et artistique de la Wallonie), die uitsluitend op cultureel gebied ijvert;
4. De A.T.W. (Association touristique de Wallonie) die zowel het culturele als het stoffelijke aspect van het toerisme in Wallonië verdedigt.
Alleen de Rooms-Katholieke godsdienst is door heel Wallonië verbreid, maar wordt in de steden betrekkelijk weinig gepraktiseerd.
Kunst
Men kan bezwaarlijk gewagen van een Waalse school in de kunst. Het individualisme, met de Waalse aard vergroeid, maakt de kunstenaars wars van elke schoolvorming. Wel treft men bij de meesten algemene kenmerken aan: grote gevoeligheid, traditiegeest, voorliefde voor folklore en volksleven, streven naar individualiteit, klaarheid en natuurgetrouwheid.
Zo Wallonië niet kan bogen op een kunstschool in de eigenlijke zin, mag het wel wijzen op talrijke vooraanstaande kunstenaars. De goudsmeedkunst was destijds zeer bloeiend. Renier de Huy (12de eeuw) en Hugo d’Oignies (13de eeuw) leverden hoogstaand werk. Voor de schilderkunst waar, als algemeen kenteken, lijn en tekening de kleur primeren, kan men, zonder Rogier van der Weyden te noemen die, hoewel van Waalse oorsprong, tot de Vlaamse Primitieven gerekend wordt, wijzen op: Patinier en Blés (14de en 15de eeuw), die het landschap in de schilderkunst invoerden; Lombart (16de eeuw), die merkwaardige portretten en koppen maakte; verder Douffet en Lairesse (17de eeuw), Gallait (1810-1887), de portretschilder Navez (1787-1862) en, bij de tijdgenoten, A. Donnay, Jean Donnay, Armand Rassenfosse, Robert Crommelynck, Anto Carte, Rodolphe Strebelle, Pierre Paulus en Edgar Scauflaire. Bij de jongere schilders heeft de non-figuratieve kunst veel aanhangers, van wie verscheidene met onbetwistbaar talent. Félicien Rops (19de eeuw) is vooral bekend om zijn etsen.
Bij de beeldhouwers telt men: Dubrceucq (16de eeuw), Del Cour (17de eeuw) die het Barok vertegenwoordigt, Constantin Meunier, de epische uitbeelder van de arbeid, Eugène Simonis, Léon Mignon, Joseph Rulot, Louis Dupont.
Voor de muziek rangschikt men Gilles Binchois en Dufay (15de eeuw), Josquin des Prez en Roland le Lassus (16de eeuw) bij de Oudnederlandse school. In de 18de eeuw treffen we Gossec aan, de voortzetter van Haydn, en Grétry, de grondlegger van de Franse comische opera. De 19de eeuw wordt beheerst door César Franck, renovator van kamermuziek en symphonie. Tot de tijdgenoten behoren Guillaume Lekeu, Léon Dubois, Emile Mathieu, Joseph Jongen, Sylvain Dupuis, Jean Absil. De Waalse vioolschool telde schitterende uitvoerders: Henri Vieuxtemps, César Thomson, Eugène Ysaye, Ovide Musin (z ook België, beeldende kunst en muziek).
Letterkunde
De Waalse dialect-letterkunde is zeer uitgebreid en telt waardevolle auteurs. Het proza wordt weinig beoefend. Toch mag men wijzen op Jean Lejeune, François Renkin, Henry Raveline en Joseph Calozet, die een flink verteller is. Dichtkunst en toneel staan meer in de gunst. De poëzie is volks van inspiratie en uitdrukking, bevattelijk en zangerig, maar zonder hoge vlucht en verzorgde vormgeving en vaak ontsierd door gezwollenheid en overgevoeligheid. Uitzondering hierop maakt, in de 19de eeuw, de fijnzinnige Nicolas Defrêchéux en, bij de tijdgenoten, Henri Simon die zich onderscheidt door klassieke soberheid, Jules Claskin en Marcel Launay.
Kort vóór Wereldoorlog II trachtten enkele jongeren vernieuwing te brengen en een hoger peil te bereiken. Ze slaagden daar grotendeels in.
Onder de merkwaardigste figuren rekent men Gabrielle Bernard, frère Guillaume, Franz Dewandelaar, Henri Collette, Louis Remacle en Willy Bal. De jongste generatie, met Albert Maquet, sluit rechtstreeks bij de Franse modernen aan. Met deze laatste dichters, meest universitairen heeft zich een poëzie ontwikkeld die zich lijnrecht tegenover de volkskunst stelt, waartoe tot vóór enkele jaren de Waalse lyriek behoorde.
Het toneel is folkloristisch en realistisch, beperkt tot natuurgetrouwe weergave van leven, zeden en typen, zonder diepe karakteruitbeelding. De intrigue is doorgaans weinig ingewikkeld. De taal is steeds pittig, schilderachtig en toneelmatig. Edouard Remouchamps en Henri Simon waren verdienstelijke toneelschrijvers, terwijl Henri Hurard en Michel Duchatto van bijzonder knap vakmanschap getuigen. De vernieuwingspogingen van enkele jongeren brachten weinig op. Een enkele auteur, Nicolas Trokart, is er in geslaagd verscheidene zijner werken op een hoger vlak te tillen.
De diepe verschillen in dialecten zijn oorzaak dat de Waalse letterkunde zich in de eerste plaats tot streekgenoten richt en weinig voor expansie vatbaar is, hoewel verscheidene auteurs ruimschoots verdienen in breder kring verspreid te worden.
EDW. THEATRE
Lit.: P. Coppe en L. Pirsoul, Dictionnaire bio-bibliographique des litterateurs d’expression Wallonne 1622-1950 (Gembloux 1951).