Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Volcher COITER

betekenis & definitie

vergelijkend anatoom (Groningen 1534-in een soldatenkamp bij kasteel Dieu Ville, thans Ville-Dieu, in Champagne, Z.W. van Reims, 2 Juni 1576), was te Groningen, waar zijn vader rechtsgeleerde was, leerling van Regnerus Praedinius, rector van de Sint Maartensschool. Hij kreeg in 1555 een studiebeurs van de stad Groningen van 20 Emder guldens ’s jaars.

Hij bezocht Leuven, was o.a. leerling van Fallopius in Padua, ging in 1559 naar Bologna, waar hij 1561 of’62 bij Aldrovandi promoveerde. Daarna ging hij naar Rome, waar Eustachius doceerde en daarna naar Montpellier, om bij Rondelet de vergelijkende anatomie te leren. In 1563 gaf hij weer anatomielessen in Bologna en werd er 1564 prof. in de anatomie en chirurgie, als derde naast Arantius en Burgognonus, zodat hij in de avond (hora XX) college moest geven. In 1565 werd hij tevens hoogleraar te Perugia, doch in 1566 nam men hem als ketter gevangen en eerst in 1567 kwam hij vrij.

Zijn vriend Camerarius bezorgde hem een aanstelling als lijfarts bij Lodewijk, hertog van Beieren, tot hij in 1569 zich voor vijf jaar bond als stadsgeneesheer in Neurenberg voor 100 Rijnse guldens. Hier was het, dat hij rust en tijd vond om zijn belangrijkste werken te schrijven. In 1576 echter trok hij als legerarts mede met de Paltsgraaf Johan Casimir om de Franse Hugenoten te helpen. Reeds was de krijg ten einde, toen hij in het kamp op het ziekbed stierf.

Hij was een gedetailleerd en accuraat werker en beschreef o.a. de ontwikkeling van het kippenei, de osteologie van het foetus en de ontwikkelingsgeschiedenis van de beenderen.DR H. ENGEL

Bibl.: Tabulae extemarum partium humani corporis (Bononiae (Bologna) 1564); De ossibus et cartilaginibus humani corporis tabulae (Bononiae 1566); Extemarum et intemarum principalium humani corporis partium tabulae (Noribergae 1572; id. zonder platen 1573); Lectiones G. Fallopii de partibus similaribus humani corporis . . . (Noribergae 1575).

Lit.: Nuijens in Ned. Ts. v. Geneesk. 77, 1933, p. 53-83 en 79, 1935, p-26-53.

< >