(in het Duits gespeld: Wladislaw; Lat. vorm: Ladislaus), naam van een aantal vorsten en koningen van Bohemen:
Vladislav I
(1109 - 12 Apr. 1125), zoon en vierde opvolger van Vratislav II, verwierf het ambt van rijksschenk;
Vladislav II
als koning Vladislav I (gest. 18 Jan. 1175, regeerde 1140-1173), zoon van de vorige, ging met zijn zwager, keizer Koenraad III, op de tweede kruistocht en hielp diens opvolger, Frederik I Barbarossa, o.a. bij het beleg van Milaan; als beloning kreeg hij de koningstitel (1158);
Vladislav II
(1 Mrt 1456 - Boedapest 13 Mrt 1516, koning van Bohemen 1471-1516 en van Hongarije 1490-1516), was de zoon van koning Kasimir IV van Polen uit het huis der Jagellonen. In Bohemen volgde hij koning George van Podëbrady op; aan de Hongaarse koning Matthias Corvinus moest hij in 1478 Moravië, Silezië en de Lausitz afstaan (vrede van Olomouc), maar herkreeg deze landen toen hij in 1490 Matthias in Hongarije opvolgde. Hij was een slappe figuur, onder wiens regering zowel in Bohemen als in Hongarije de adel de meeste macht had. Een jaar voor zijn dood, nl. in 1515, huwde hij zijn kinderen Anna en Lodewijk uit aan de kleinkinderen van Maximiliaan van Habsburg, Ferdinand en Maria, waardoor na het sneuvelen van zijn opvolger Lodewijk bij Mohacs tegen de Turken (1526) de kronen van Bohemen en Hongarije aan het huis Habsburg kwamen.
PROF. DR TH. J. G. LOCHER.