was in de loop der jaren de naam voor twee verschillende, aan elkander grenzende landen, waarvan het ene, de Neder-Lausitz (Lusatia inferior), steeds met recht deze naam voerde, terwijl het andere, de Opper-Lausitz (Lusatia superior), eerst sedert het einde der 15de eeuw die naam kreeg.
De Neder-Lausitz beslaat een oppervlakte van ca 6900 km en ligt voor het grootste deel in het Duitse land Brandenburg, voor een klein deel in Polen. Het is een in hoofdzaak vlak gebied, bestaande uit eindmorenen en met naaldhout bedekte aardvlakten. Het waterrijke Spreewald en de droge hoogvlakte van Lieberose maken eveneens deel uit van dit landschap. Landbouw en bosbouw vormen de hoofdbestaansmiddelen; verder is er bruinkoolwinning. De industrie is in hoofdzaak in enkele grote steden geconcentreerd. Kottbus is de voornaamste stad; andere middelpunten zijn Forst, Guben, Sorau, Sommerfeld, Senftenberg en Spreenberg.
De Opper-Lausitz (3400 km), hoofdzakelijk deel uitmakend van het Land Saksen, bestaat uit een laag gedeelte in het N. en een hoger gedeelte in het Z. en Z.O. dat in het uiterste Z. in het Zittauer gebergte zelfs een hoogte van meer dan 750 m bereikt. De bodem is zowel in de vlakte als in het Lausitzer bergland, mede als gevolg van de lössbedekking, als cultuurgrond in gebruik. Toch is de bevolking in overwegende mate werkzaam in de industrie. De landbouw (tarwe, suikerbieten, aardappelen, zuivelproducten) is het sterkst ontwikkeld in het N., in de Kreisen Kamenz en Bautzen. De industrie is vooral in het Z.O. en het Z. geconcentreerd, zowel in dorpen als in steden en omvat vooral textiel (sedert de 13de eeuw) verder de winning en verwerking van natuursteen (graniet, bazalt).
Terwijl er in 1910 nog ca 98 000 Wenden waren, dat zijn dus de afstammelingen der vroegere Lusici, was dit aantal in 1925 geleidelijk geslonken tot ca 62 000.
GESCHIEDENIS
Het land tussen de Mark Meissen en Silezië was in de 8ste eeuw door Slavische stammen bewoond: de Neder Lausitz door de Lusici, de Opper-Lausitz — een naam echter, die pas in de 15de eeuw in zwang kwam — door de Milsieni. Het eerste volk werd in 963 door markgraaf Gero van de Oostmark, het tweede op het einde der 10de eeuw door de markgraaf van Meissen onderworpen. De Neder-Lausitz kwam in 1136 aan Koenraad van Meissen. Tot 1303 bleef zij eigendom der Wettiners, ging daarna over in de handen der Askaniërs, die in Brandenburg regeerden, werd van 1324-1373 door Wittelsbachs geregeerd en ten slotte door de Luxemburgse koningen van Bohemen. De Opper-Lausitz was in de tussentijd een twistappel geweest tussen Bohemen, Polen en Brandenburg. Ook de Opper-Lausitz was in 1346 aan Bohemen gekomen. In beide landen waren sedert de 11de eeuw Duitse kolonisten komen wonen. Tijdens de Hussieten-oorlogen hielden de Lausitzers de kant van het Katholicisme, maar in de 16de eeuw drong de Hervorming er snel binnen. Tijdens de Dertigjarige Oorlog werden de Lausitzers door Johan George I van Saksen als bondgenoot van keizer Ferdinand II tegen Bohemen bezet. In 1623 verkreeg deze keurvorst ze in pand, bij de Praagse Vrede (1635) in erfleen. Volgens besluit van het Wener Congres van 1815 kwamen de beide landen bijna geheel aan Pruisen. Tot 1919 heeft het Saksische gedeelte van de Opper-Lausitz bepaalde bijzondere rechten gehad.
In 1945, na de Russische bezetting van Oost-Duitsland, werd het gedeelte van Lausitz, dat ten O. van de Neisse was gelegen, ingelijfd door Polen. De rest werd, in verband met de opheffing van het Land Pruisen, verdeeld tussen de Landen Brandenburg (NederLausitz) en Saksen (Opper-Lausitz).
Lit.: Urkundenbuch zur Geschichte des Markgrafentums Nieder-L. (3 dln, 1887-1924); K. Keilhack, Geol. Gesch. der Nieder-L. (2de dr. 1913) ; L. Döhring, Die wirtschaftl. Gestaltung der Ober-L. (1927); K. Pietsch, Der Bau des erzgebirgischlausitzischen Grenzgebietes (1927); R. Lehmann, Gesch. der L. (1937).