Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kasimir

betekenis & definitie

namen van enige vorsten van POLEN.

Kasimir I,

hertog van Polen (1016; regeerde van 1034 - 28 Nov. 1058), werd in 1037 door de adel verdreven. Nu was Polen ten prooi aan anarchie en heidendom. Hertog Bretislaw van Bohemen veroverde Krakau en Gnesen, maar in 1041 herstelde Kasimir met behulp van Hendrik III van het Rooms-Duitse Rijk zijn macht en heroverde ook Mazovië en Silezië.

Kasimir II,

de Rechtvaardige, groothertog van Polen (geb. 1138; regeerde van 1178 - 5 Mei 1194), was de jongste zoon van Boleslaw III en volgde zijn broeder Mieczyslaw III op. In de vergadering van Lenczyca (1180) gaf hij belangrijke kroonrechten aan de geestelijkheid prijs.

Kasimir III,

de Grote, koning van Polen (Kowal 30 Apr. 1310 - Krakau 5 Nov. 1370; regeerde van 1333-1370), gaf bij het verdrag van Kalisz (23 Juli 1343) de Poolse aanspraken op Pommerellen en Kulmerland aan de Duitse Orde prijs en stond Silezië aan Bohemen af (1335), maar in het O. veroverde hij Wolhynië en in het Z. Galicië met Lemberg (1349). Hij verleende Polen het eerste wetboek (Statuten van Petrikau en Wislika), beschermde de boeren, stichtte steden en bevorderde de Duitse kolonisatie. Volgens de legende zou zijn Joodse geliefde Esther hem er toe bewogen hebben, de Joden de vrijheden toe te kennen, die deze sedertdien in Polen bezaten. 12 Mei 1364 stichtte hij de universiteit te Krakau. Met Kasimir is het geslacht der Piasten uitgestorven. Zijn opvolger was zijn neef Lodewijk de Grote van Hongarije.

Kasimir IV,

koning van Polen (30 Nov. 1427 Grodno 7 Juni 1492; regeerde van 1447-1492), tweede zoon van Jagello, regeerde tijdens zijn broer en voorganger Wladislaw III als grootvorst in Litauen. Als koning voerde hij de zgn. Dertienjarige Oorlog (1454-1466) tegen de Duitse Orde, verwierf bij de Tweede Vrede van Thorn (19 Oct.) Pommerellen, het Kulmerland, Ermland en de leenhoogheid over Pruisen, maar moest belangrijke kroonrechten aan de adel afstaan.

< >