Zuidhollandse gemeente, van 2098 ha telt (1953) 52 850 inwoners, van wie (1953) 74 pct Prot., 13 pct R.K. en 13 pct andersdenkenden. De bodem bestaat uit klei.
Hoofdbronnen van bestaan vormen de groot- en kleinindustrie (kunstmest, zwavelzuur, zeep en waspoeder, meubelen, kisten, oliegoederen, machines, zuivelproducten, w.o. gecondenseerde melk, conserven, biscuits en suikerwerken) en de handel (naast industriële producten vis, fruit, kurk, teer, traan). Daarnaast is belangrijk de zeevisserij, in het bijzonder de haringvangst. Met deze bestaansbron staat de aanwezigheid van andere nijverheid (scheepswerven, touwslagerijen, nettenboeterij) in verband. Het is de derde zeehaven en de tweede Rijnhaven van Nederland. In Vlaardingen is gevestigd de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden-Maas, gevestigd in het Handelsgebouw, waarin ook de haringafslag en een visserijschool zijn gevestigd. De stad heeft opslagplaatsen voor eetbare oliën en vluchtige producten. Er zijn: een Ned.-Herv. kerk uit 1583, een vleeshal uit 1681 en een oudheidkundig en visserijmuseum.GESCHIEDENIS
Vlaardingen is een der oudste steden van Nederland, al verdienen legenden die de ronde doen over Vlaardingen in de tijd der Romeinen of als burcht van de Slaven geen geloof. Voor het eerst wordt de plaats duidelijk vermeld bij gelegenheid van de befaamde slag aan de Merwede, zoals toen ook de Nieuwe Maas genoemd werd, in 1018. Graaf Dirk III had hier een sterkte gebouwd, die de rivier beheerste. Om deze sterkte te slechten kwam hertog Godfried van Lotharingen met een leger, maar hij werd jammerlijk verslagen in het drassige door sloten doorsneden land. Zelf werd hij gevangen genomen.
In de 12de en 13de eeuw heeft Vlaardingen zijn betekenis als handelscentrum verloren en sindsdien is het vooral bekend als vissersplaats. In de 18de eeuw bloeide er de haringpakkerij.
Lit.: P. G. Q. Sprenger van Eyk, Gesch. en merkwaardigheden der stad V. (Rotterdam 1830); E. K. v. Beek en M.
G. Sigal, V. (Vlaardingen 1922); D. Th. Enklaar, De verovering v. h. Merwedegebied door Graaf Dirk III in 1018, in: Tijdschr. v. gesch. XXXIX (1924), blz. 189 e.v.; J.
A. J. Jousma, De oudheid v. V., diss., Leiden (1947); M.G. Sigal, De drie Maassteden: Schiedam, V., Maassluis (Amsterdam 1948, Heemschutserie 60).