(d.i. Wijnland).
Aangaande Wijnland zijn ons uit de vroege Middeleeuwen vooral twee Norröne saga’s — vertellingen in proza — bewaard; zij bevatten een Groenlandse en een IJslandse overlevering betreffende een tocht ondernomen door Leif, Erik de Rode’s zoon, — de IJslandse kolonisator van Groenland — en anderen, met de bedoeling nader onderzoek in te stellen naar een land, door hem op zijn terugkeer uit Noorwegen van verre aanschouwd. Op die tocht, kort na 1000, zou hij eerst twee eilanden, Steenland en Bosland, en ten slotte een vasteland ontdekt hebben, naar het N. spits toelopend, waar de geografische verhoudingen en de levensvoorwaarden gelijk waren aan die op Ijsland en Groenland, maar waar druif en graan konden gedijen, waarom Leif het „Wijnland” doopte. Leif en de zijnen overwinterden daar; het volgend jaar keerden zij terug, bedreigd door in bootjes roeiende inboorlingen: „Skraelingen”.Eerst in de 18de eeuw zijn deze vertellingen in Europa bekend geworden. Sindsdien hebben talrijke Europese en Amerikaanse geleerden desbetreffende verhandelingen gepubliceerd. Velen menen, dat die Norröne verhalen betrekking hebben op ontdekking van het Noordamerikaanse continent, dat dus met die inboorlingen Indianen zouden zijn bedoeld; anderen, dat zij herinneringen bevatten aan Groenlandse exploratietochten, vermengd met middeleeuwse eruditie, dat dus onder „Skraelingen” Eskimo’s moeten worden verstaan: al zouden inscripties en ruïnes op onweerlegbare wijze getuigen van aanwezigheid van Norröne kolonisten op het Noordamerikaanse vasteland in de vroege Middeleeuwen, uit de beide genoemde narratieve bronnen zou men bezwaarlijk zonder haar uitspraken geweld aan te doen, argumenten kunnen putten voor enige bekendheid van de Groenlanders met andere gebieden dan hun eigen (z ook Amerika, algemeen, geschiedenis).
DR W. VAN BEDEN
Lit.: Halldór Hermansson, The Northmen in America (1909); E. Haugen, Voyages to Vinland (1941); R. Hennig, Terrae incognitae II (1950) en III (1938).