Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Variëteit

betekenis & definitie

(1, plant- en dierkunde) noemt men de afwijkende vorm, die een soort dank zij haar variabiliteit kan verkrijgen door afwijkende, uitwendige omstandigheden of door een erfelijk iets ongelijke aanleg. Men noemt een afwijking door uitwendige omstandigheden een modificatie, een afwijking door verschil in aanleg een variant. Treedt een erfelijke variatie op in een bepaald gebied, die men niet als een aparte soort kan beschouwen, dan spreekt men van een ras of ondersoort (z soort).

Men gebruikt het woord ras ook (doch in andere zin dus), wanneer men door kweken nieuwe vormen verkrijgt.Biologische rassen zijn rassen van planten of dieren, tussen welke wel constante physiologische verschillen bestaan, maar geen constante morfologische verschillen aan te tonen zijn. Biologische rassen zijn bekend van vele parasieten, bijv. van aaltjes. Zo leeft het narcissenaaltje alleen in narcissen, waar het een bepaalde ziekte (aaltjesziekte) veroorzaakt. Het hyacinthenaaltje, dat het ringziek of oudziek der hyacinthen veroorzaakt, is uitsluitend beperkt tot deze voedselplant. Naar de vorm kan men de twee genoemde aaltjes in het geheel niet van elkaar onderscheiden, zodat men de twee vormen niet als verschillende soorten mag kenmerken. In hun gedrag zijn zij zeer verschillend; zij leven uitsluitend in hun eigen voedselplant. Men gebruikt daarom voorlopig voor deze vormen de naam biologische rassen; lukt het later om constante morfologische verschillen tussen zulke vormen te vinden, dan onderscheidt men ze als aparte soorten of ondersoorten.

(2, wiskunde) is in de meerdimensionale meetkunde de gebruikelijke algemene benaming voor krommen, oppervlakken en daarmede analoge figuren van meer dimensies, hyperkrommen of hyperoppervlakken genaamd (z uitgebreidheid).

< >