Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WYOMING

betekenis & definitie

(off. afkorting Wyo.), een der bergstaten in het W. der V.S., is genoemd naar een Indiaans woord, dat „grote vlakte” of „uitgestrekte weidegronden” betekent. Het staatsmotto luidt „Cedant Arma Togae”.

Met 253 597 km3, waarvan 1057 km2 water, is Wyoming wat oppervlakte betreft de 8ste der V.S. Hij strekt zich uit tussen 41° en 45° N.Br. en tussen 104o 3' en 1110 3' W.L. en heeft de vorm van een rechthoek, waarvan de noordzijde met 587 km aan Montana, de westzijde met 442 km aan Montana, Idaho en Utah, de zuidzijde aan Utah en Colorado en de oostzijde aan Nebraska en Zuid-Dakota grenst.

Met (1950) 290 530 inw. heeft Wyoming op Nevada en Delaware na de kleinste bevolking der Unie, maar wat bevolkingsdichtheid betreft staat het met 1,15 inw. per km2 op de voorlaatste plaats in de V.S. De bevolkingstoeneming sedert 1940 bedroeg 15,9 pct (gem. V.S. 14,5 pct). In 1950 bestond de bevolking voor 98 pct uit blanken, van wie slechts 4,6 pct immigranten; er waren 2560 Negers en 3240 Indianen. De helft der bevolking leefde toen in plaatsen groter dan 2500 inw. Het geboortecijfer lag in 1949 met 27,1 per mille boven, het sterftecijfer met 8,6 per mille beneden het nationale gem. (resp. 24,0 en 9,7 per mille). Wyoming is verdeeld in 23 counties; de hoofdstad Cheyenne is met (1950) 31 935 inw. de grootste plaats van de staat en ligt in Laramie County in de uiterste Z.O.-hoek van Wyoming.

Natuurlandschap

Wyoming bestaat uit een gem. 2000 m boven zeeniveau gelegen en schaars begroeide hoogvlakte, waaruit zich talrijke, met een enkele uitzondering tot het Rotsgebergte behorende en vooral in het W. zeer hoge bergketens verheffen. In het N.O. bevinden zich de tot 1942 m hoge en tot de Black Hills behorende Bear Lodge Mountains, maar tevens met 945 m het laagste punt van de staat, op de plaats waar de Belle Fourche River in Crook County Wyoming verlaat. In het Z.O. verheffen zich in N.-Z.-richting de tot 3132 m (Laramie Peak) hoge Laramie Range, in O.-W.-richting de Rattle Snake Range, de Shirley en de Green Mountains, en in N.-Z.-richting de tot 3659 m hoge Medicine Bow Range, die het Shirley en Laramie Basin insluiten. Het Wyoming Plateau scheidt deze tot de Southern Rockies behorende gebergten van de Central Rockies, die het N.W. van Wyoming innemen; hier liggen de tot 4003 m (Cloud Peak) hoge Big Hora Mountains, de tot 4066 m (Franks Peak) hoge Absaroka Range en de Owl Creek Range, die samen het Big Hora Basin insluiten. De mooiste delen van de N.W.-hoek liggen binnen het Yellowstone National Park, van welks 8957 km het grootste deel wel is waar op het grondgebied van Wyoming ligt, maar onder uitsluitende jurisdictie van de Unie staat. Ten Z. van Owl Creek Range ligt de Wind River Range, waarin zich de Gannett Peak bevindt, met 4202 m het hoogste punt van de staat. Langs de westgrens van de staat verheffen zich de Gallatin Range, Teton Range, Gros Ventre Mountains, Hoback Mountains, Wyoming Range, Salt Range en Bear River Divide, terwijl het Z.W. uit een droog steppe- of woestijngebied bestaat, de Red Desert.

Het Z.W. van Wyoming ontwatert naar de Stille Oceaan met als voornaamste, in zuidelijke richting stromende rivier de Green en zijn zijstromen Blacks, Big Sandy en Bitter Creek. Het grootste deel van Wyoming behoort tot het stroomgebied van de Missouri. De voornaamste rivieren van het N. zijn de in noordelijke richting stromende Big Hora en Powder River, beide zijrivieren van de Yellowstone. De bronrivieren van de Cheyenne, diens zijrivier Belle Fourche en de Little Missouri stromen in westelijke richting en ontwateren de N.O.-hoek, terwijl de North Platte en zijn zijrivieren het water van het Z.O. opnemen. De grootste meren van Wyoming liggen in het N.W.: Yellowstone Lake en Jackson Lake, terwijl voorts nog een reeks meren aan de voet van de Wind River Range te vermelden is. Een aantal kunstmatige meren is door indamming van rivieren ontstaan, waartoe men, vooral ten behoeve van irrigatie, bij talrijke zijrivieren van de Missouri overging. Grotere meren zijn: Buffalo Bil! Reservoir in de Shoshone River, Pathfinder en Seminoe Reservoir in de North Platte en Wheatland Reservoir in de Laramie.

In de meeste delen van Wyoming ontbreekt boomgroei. De grond is vruchtbaar en levert bij voldoende vochtigheid aanzienlijke vegetatie op. De fauna telt nog talrijke soorten grote zoogdieren: elanden, antilopen, zwarte en grizzly-beren, wilde bergschapen en muildieren, herten en wapiti’s.

Klimaat

In de verschillende delen van Wyoming wijken de weersomstandigheden sterk van elkaar af. Terwijl de gem. jaarlijkse neerslag in de Red Desert slechts 150 mm bedraagt, ontvangt het gebied van het Yellowstone Park ca 900 mm en is het gem. voor de gehele staat ca 400 mm. De gem. jaartemp. is in de bergen (36 gr. F.) aanzienlijk lager dan in de oostelijke vlakten (46 gr. F.). Te Cheyenne bedraagt de gem.

Jan.- en Julitemp. resp. 25,9 en 67,4 gr. F. en het jaargem. 44,9 gr. F., het max. en min. resp. 100 en —38 gr. F.

Middelen van bestaan

Met (1950) 2,6 millioen schapen heeft Wyoming op Texas na het grootste aantal en de grootste wol- en schapenvleesproductie in de V.S. In de uitgestrekte aride gebieden vormen deze dieren vaak het enige bestaansmiddel. In het N.O. zijn de runderkudden (ruim 1 millioen stuks in 1950), die vnl. als slachtvee worden gehouden, belangrijk. De voornaamste oogsten zijn (1950) haver, tarwe, gerst en hooi. In het O. past men op grote schaal „dry farming” toe. Slechts ca 300 000 ha grond zijn voor akkerbouw in gebruik, maar verdere 600 000 ha zouden door irrigatie vruchtbaar gemaakt kunnen worden.

In 1945 waren er ruim 13000 boerderijen. De marktwaarde van hun producten bedroeg in 1950 138 millioen dollar. Wyoming heeft grote bodemrijkdommen, die echter nog slechts gedeeltelijk geëxploiteerd worden. Onder 1/3 van de oppervlakte liggen kolenlagen, er zijn rijke petroleumbronnen, talrijke metalen (ijzerertsen, goud, zilver, koper, platina), potas, gips en phosphaten. De minerale productie bracht in 1949 ca 150 millioen dollar op.

De industrie is vrijwel beperkt tot de bewerking van de ruwe petroleum. Andere producten zijn bietsuiker, meel- en zuivelwaren. In 1950 waren er 256 industriële vestigingen met 5000 man personeel en bedroeg de (toegevoegde) waarde der producten 35 millioen dollar.

Dwars door Wyoming, over de South Pass, is de eerste transcontinentale spoorlijn opgericht (1869), terwijl later een N.-Z.verbinding van Cheyenne naar Billings is aangelegd. In 1948 bedroeg de lengte van het spoorwegnet slechts 3100 km. Beter is het wegennet, maar ook hiervoor vormen de bergketens aanzienlijke verkeershindernissen. In 1949 bedroeg het wegennet ca 42 000 km, waarvan echter ca 32 000 km uit locale wegen bestond. In 1950 waren er in Wyoming 33 commerciële vliegvelden met als voornaamste knooppunten Cheyenne en Rock Springs.

Het gem. jaarlijkse inkomen per hoofd der bevolking lag in 1950 met $ 1509 aanzienlijk boven het regionale en het nationale gem. (resp. $ 1379 en $ 1436).

Steden

Slechts vijf plaatsen hadden in 1950 een bevolking groter dan 10 000 inw. Op de hoofdstad en het spoorwegknooppunt Cheyenne, waarin het kapitool en het aan het verleden van de staat gewijde State Museum te vermelden zijn, volgen de oliestad Casper (23 675 inw.) en de agrarische centra Laramie (15 580 inw.) en Rawlins (7415 inw.), alle in het Z.O. van de staat. De voornaamste plaats van het N. is Sheridan (11 500 inw.), terwijl in het W. de mijnbouwstad Rock Springs (10860 inw.) vermeldenswaard is.

Hoger onderwijs

wordt in Wyoming slechts aan één instelling verstrekt, de te Laramie gevestigde Staatsuniversiteit met (1951) 2936 studenten en 291 docenten; aan de universiteit is verbonden het Rocky Mountains Herbarium, de grootste verzameling van in het Rotsgebergte voorkomende plantensoorten.

Bestuur

Aan het hoofd van Wyoming staat een gouverneur (in 1951 de Republikein Barrett). In de federale regering is Wyoming vertegenwoordigd door 2 Dem. Senatoren terwijl 1 Rep. lid is van het Huis van Afgevaardigden.

Geschiedenis

Hoewel er aanwijzingen zijn, dat een Spaanse expeditie reeds in de 16de eeuw door Wyoming trok, is het eerste vaststaande blanke bezoek dat van John Colter, die in 1807 het Yellowstone-gebied verkende, nadat in 1803 Wyoming als onderdeel van Louisiana bij de V.S. was gevoegd. De volgende 30 jaar was het land het uitsluitende domein van pelsjagers en van een 12-tal krijgshaftige Indianenstammen. In 1834 kwam de eerste permanente nederzetting tot stand (Fort Laramie), maar pas nadat de Oregon Trail was gebaand (1839), die dwars door Wyoming leidt, trokken honderdduizenden landverhuizers en goudzoekers door dit gebied; behalve enkele pelsjagers (Fort Bridger 1842) en na 1847 ook Mormonen, vestigden er zich echter geen blanken. Van 1862-1868 vonden bloedige Indianen-gevechten plaats. In 1869 kreeg Wyoming de status van territorium en nog in hetzelfde jaar verwierven de vrouwen, als eersten in de V.S., het kiesrecht. Kort daarna werd bij Sweetwater goud ontdekt en de toestroom van immigranten deed opnieuw moeilijkheden ontstaan met de Indianen, welker bij verdrag gegarandeerde rechten niet gerespecteerd werden.

Toen de blanken ook in het door de Indianen als heilig beschouwde gebied der Black Hills binnendrongen, ontstond de laatste grote Indianenoorlog van het N.W., die in 1876 eindigde (z ook Zuid-Dakota). De nakomelingen der enkele Shoshones en Arapaho’s, die in Wyoming overbleven, leven thans in een reservaat bij de Wind River Mountains.

In het laatste deel van de 19de eeuw begon men de uitgestrekte vlakten met uit Texas afkomstig vee te bevolken; spoedig ontstonden er conflicten met de in groten getale komende boeren, die het stelsel der open weidegronden (Ranges) bedreigden, anderzijds tussen de houders van rundvee en die van schapen en in 1892 ontstond hieruit een guerrilla (Johnson County Cattle War). In 1890 werd Wyoming als 44ste staat in de Unie opgenomen en in de 20ste eeuw volgde, mede door de exploitatie der natuurlijke rijkdommen, een snelle economische ontwikkeling, waarbij evenwel de nog steeds zeer dunne bevolking een rem vormt.

PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER

Lit.: W. P. Webb, The Great Plains (New York 1931); C. Lindsay, The Big Hom Basin (1932); F. Beard (ed.), Wyoming from the Territorial Days to the Present (1933); M. S.

Burt, Diary of a Dude Wrangler (New York 1938); W.P.A. (Guide Series), Wyoming, a Guide to its History, Highways and People (New York 1941); W.P.A., National Guard of Wyoming (Baton Rouge 1941); E. Thane, High Border Country (New York 1942); R. B. David, Wyoming Speaks in Pictures (foto’s - Casper 1943); W. W. Atwood, The Rocky Mountains (New York 1945); F.

M. Fryxell, The Tetons (Stanford 1946); D. Yeager, Your Western National Parks (New York 1947); E. Paul, A Ghosttown on the Yellowstone (New York 1948); M. D. Beal, The Story of Man in Yellowstone (Caldwell 1949); R.

J. Casey, The Black Hills (Indianapolis 1949); H. M. Chittenden, Yellowstone National Park (9de ed. Stanford 1949); E. Thane, The Majestic Land (Indianapolis 1950); voorts de 2-jaarl. publ. der verschill. departementen v. Wyoming.

< >