Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

OEIGOEREN

betekenis & definitie

Turks volk, reeds in de Orchoninscripties (z Turken) genoemd; woonden oorspronkelijk in het O. Djoengarije, veroverden in 744 Mongolië op de N.O.

Turken en stichtten daar een machtig rijk met als hoofdstad Kara-balgassoen, bij de latere stad Karakoroem. Tijdens hun krijgstochten naar China kwamen zij in contact met het Manicheïsme en maakten dit in 763 tot staatsreligie, zoals uit de drietalige inscriptie van Kara-balgassoen blijkt. Vooral onder invloed van deze religie werden de Oeigoeren het eerste Turkse cultuurvolk. Behalve het Manicheïsme waren bij hen o.m. het Boeddhisme en het Nestoriaanse Christendom verspreid. In 840 viel hun rijk aan een ander Turks volk, de Kirgiezen, ten prooi en vestigden zich de Oeigoeren in de oasesteden aan de noordelijke rand van het Tarimbekken (KaraChodja of Chotsjo, Toerfan, Besjbalik, Karasjahr en Koetsja) waar zich een beschaving ontplooide, die tot in de Mongolentijd bloeide. De opgravingen in deze oasen (sinds 1898), hoofdzakelijk uitgevoerd door A.

Grünwedel, A. v. Le Coq en Sir Aurel Stein, hebben door haar talrijke vondsten op het gebied van bouwkunst, beeldhouwkunst, muurschilderingen en in het bijzonder wat betreft de handschriften in niet minder dan 14 idiomen, waarbij men naast het Turkse Runenschrift (.z Orchoninscripties) verschillende Indische en Semietische vormen van alphabet aantreft, een levendige voorstelling gegeven van de hoogstaande Oeigoerse beschaving, die weer Chinese, Indische, Tocharische en Perzische invloeden weerspiegelt. De Oeigoeren gebruikten een nieuw alphabet, het zogenaamde Oeigoerse, dat van een alphabet van Semietische oorsprong, het Soghdische (z Iraanse talen), afgeleid was; dit Oeigoerse alphabet werd daarna niet slechts onder de Centraalaziatische Turken verspreid, maar werd vanaf de 13de eeuw ook door de Mongolen en vanaf de 16de eeuw door de Mandsjoes overgenomen. In het Oeigoers is ook de eerste van de ons bekende Turkse literaturen opgesteld, die, naast tal van vertalingen uit de verschillende Aziatische talen, waardevolle eigen producten bevat, bijv. op folkloristisch gebied.Na het verval van het Oeigoerse rijk was een ander gedeelte van de Oeigoeren naar de Chinese provincie Kan-soe uitgeweken, waar hun afstammelingen onder de naam „Sari Oeigoeren” (d.i. Gele Oeigoeren) nu nog leven; onder hen heeft het Boeddhisme omstreeks het jaar 1000 een bijzondere bloei gekend, waarvan de beroemde grotten van Tun-huang getuigen.

PROF. DR K. JAHN

Lit.: W. Barthold, 12 Vorlesungen über die Geschichte d. Türken Mittelasiens (Berlin 1935); R. Grousset, L’Empire des steppes (Paris 1948); A. v. Gabain, Alttürk. Grammatik (2de dr. Leipzig 1950) en de daarbij vermelde lit. opgaven.

< >