is de verzamelnaam voor de Kirgies-Kazaken (kortweg Kazaken genoemd), de Kara-Kirgiezen of Zwarte Kirgiezen en een kleine groep, de Jenissei-Kirgiezen. De eersten wonen in het naar hen genoemde Kazakstan.
De Kara-Kirgiezen hebben hun woonplaatsen in de Tien-sjan en om het Pamir-Plateau. Ook hun gebied maakt (als Kirgisistan) deel uit van de Sovjet-Federatie. De Kirgiezen behoren tot het Toeranide ras, een subras van het Kaukasische hoofdras, maar ze zijn met Mongolen vermengd. Naar de taal worden ze tot de Turkse volken gerekend. Alle Kirgiezen te zamen tellen minstens 5 millioen zielen, waarvan het overgrote deel Kazaken is.De Kazaken stonden vroeger onder Chans. In de 13de eeuw verdeelde een Chan het volk in drie horden (van orda, d.i. kamp): de Grote, de Middelste en de Kleine Horde. Sedert de onderwerping door de Russen zijn de horden vermengd. Wel bestaat nog de verdeling in sibben, aoels (spr. uit a-oel) genaamd, die onderverdeeld zijn in groepen van gezinnen. De adel heeft onder de Russen zijn politieke betekenis verloren, al verdween daarmee zijn aanzien niet. De Kazaken leefden vroeger voor het grootste deel als veenomaden. Sedert de Russen in de 17de eeuw het gebied begonnen te koloniseren, krompen de weiden in en werd het bestaan moeilijken De Kazaken waren niet tegen de Russen opgewassen en hoewel nog in 1870 en 1916 opstanden uitbraken, bleven ze onder Russisch bewind. De stichting van de republiek Kazakstan betekent niet, dat de Russische invloed verminderd is. Deze is integendeel groot en Moskou is er op uit, de Kazaken tot sedentaire landbouwers en veetelers te maken.
Het oude leven, voor de mannen heel gemakkelijk, voor de vrouwen zeer moeilijk, is ten minste voor een deel van de Kazaken sterk aan het veranderen. Een rijke Kazak deed niet veel anders dan wat rondrijden op een paard, markten bezoeken, valkenjacht drijven en zo nu en dan met zijn aoelgenoten op veeroof uitgaan, een roof, die als een soort sport bedreven werd. De vrouwen daarentegen doen al het werk. Het minst hard hebben het de vrouwen van een rijke Kazak, doordat in een polygaam huwelijk, dat de welgestelden zich kunnen veroorloven, het werk gezamenlijk door de vrouwen verricht wordt.
De Kazaken zijn gehecht aan het oude bestaan, maar dit zal niet bestand blijken tegen de moderniserende en socialiserende impulsen, die van Moskou uitgaan. Dwars door de steppen gaan de spoorwegen en midden in die steppen worden mijnen aangelegd en verrijzen fabrieken. Maar waar de spoorweg niet is doorgedrongen blijven kamelen dienst doen en „vliegtuigen, welke de verbinding verzekeren tussen de steden, passeren kampen in de steppe, die passieve tegenstand bieden aan het offensief van de moderne samenleving”.
De Kazaken zijn Islamieten, maar de regels van de Islam worden slecht nageleefd.
Hoewel bij de Kara-Kirgiezen de landbouw meer beoefend wordt dan bij de Kazaken, is veeteelt toch hoofdzaak. Ze leven meest als zgn. halfnomaden en zijn welvarender dan de Kazaken. Ook bij hen propageert de regering der U.S.S.R. de landbouw, de collectivering van de bedrijven en de machinale bewerking van de bodem. Het merendeel van de Kara-Kirgiezen houdt zich nog bij de veeteelt. Hun zware schapen zijn beroemd.
Enige staatsveeteeltbedrijven dienen als modelinrichtingen en er zijn vleesconservenfabrieken, wolfabrieken en looierijen opgericht. Ook in de Kirgiezen-Republiek dringen mijnbouw en nijverheid door met alle gevolgen van dien.
PROF. DR J. J. FAHRENFORT
Lit.: Fr. von Schwartz, Turkestan, Freiburg i./B. (1900); P. Karutz, Unter K. u. Turkmanen (1911); M. A. Czaplicka, The Turks of Central Asia (1918); Max H. Kuczynski, Steppe und Mensch (1925); Max Slonim, Les onze républiques soviétiques (Paris 1937)