Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Trematoden

betekenis & definitie

of Zuigwormen vormen een klasse van parasitaire platwormen, gekenmerkt door het bezit van zuignappen, die op zeer verschillende manier geplaatst kunnen zijn. In tegenstelling met de lintwormen bezitten zij een darm.

Zij zijn evenals laatstgenoemde met een eigenaardige huidlaag (cuticula) bekleed, zonder trilharen. Men onderscheidt twee onderklassen : Monogenea en Digenea.De Monogenea zijn ectoparasieten. De vasthechtingsorganenjzuignappen, haken) zijn vooral aan het achterste uiteinde sterk ontwikkeld. Geen generatie- en geen gastheerwisseling. Vooral op de huid en de kieuwen van vissen.

Wij geven twee voorbeelden: Polystomum integerrimum, wiens larve de kikvorslarve infecteert en later via de darm de blaas van de kikvors bereikt. Diplozoon paradoxum, wiens dubbele natuur ontstaat doordat twee parende individuen kruisgewijs met elkaar vergroeien. Het leeft op de kieuwen van karperachtige vissen.

De Digenea zijn belangrijke 2-slachtige (hermaphrodiete) endoparasieten met generatie- en gastheerwisseling. Zij zijn tong- of bladvormig, vaak 0,5-10 mm lang, soms meer (2-5-7 cm). Zij hebben meestal 2 zuignappen, waarvan de voorste door de mondopening doorboord wordt en de achterste aan de buikzijde ligt. De darm is gevorkt en soms van blindzakken voorzien. Zij leven vooral in darm, lever, galblaas, longen, urineblaas, bloedvatenstelsel enz. van gewervelde dieren.

Zij voeden zich met weefsel elementen van de gastheer en met door ontsteking afgescheiden exudaten, in het algemeen niet met bloed. In de darm levende soorten beschadigen de darm slechts weinig.

Vele soorten leven in een zuurstofarm of zuurstofloos milieu en verkrijgen energie door anaërobe processen, waarbij glycogeen gesplitst wordt in C02 en niet-vluchtige hogere vetzuren.

De ontwikkeling is buitengewoon gecompliceerd. Uit het ei, dat bijv. met de faeces de gastheer verlaat en van een dekseltje voorzien is, komt in het water een met trilhaarepitheel beklede larve (miracidium) die in de iste tussengastheer (bijv. slak) indringt. Hier wordt de larve tot sporocyste, waarin de rediën ontstaan, die weer cercariën produceren (z leverbotziekte), die het lichaam van de iste tussengastheer verlaten. In het geval van de leverbot hechten de cercariën zich vast aan het gras en kapselen zich in onder verlies van de staart. Zij heten dan metacercariën. In zeer veel gevallen echter dringen de cercariën zich in een 2de tussengastheer (bijv. vis, krab), in welke zij tot metacercariën worden. Feitelijk zijn dit de jonge nog niet geslachtsrijpe Trematoden. De eindgastheer infecteert zich door de 2de tussengastheer op te eten. In zijn lichaam worden de metacercariën geslachtsrijpe Trematoden. In de iste (praeparerende) tussengastheer heeft dus een sterke vermeerdering van de parasiet plaats. In de 2de (transporterende) tussengastheer hebben slechts geringe veranderingen plaats.

Het is onzeker, hoe de voortplanting der Trematoden opgevat moet worden. Meestal denkt men aan generatiewisseling. De volwassen Trematode plant zich geslachtelijk voort, sporocyste en redie planten zich ongeslachtelijk voort. In de laatste tijd heeft men voor een Trematode uit de einddarm van de meeuw de gehele kiembaan kunnen vaststellen. Hier deelt de bevruchte eicel zich in een somatische cel (= gewone lichaamscel) en een voortplantingscel. Van laatstgenoemde zijn door deling alle kiemcellen afkomstig die zich tot rediën en cercariën en dus ten slotte tot geslachtsrijpe wormen ontwikkelen. Laatstgenoemde vermeerderen zich door bevruchte eicellen. Wij hebben in dit geval het verschijnsel van polyembryonie, d.w.z. uit één bevrucht ei ontstaan talloze individuen.

Wij noemen enkele voorbeelden: Schistosoma (= Bilharzia), leeft in de bloedvaten, van gescheiden geslacht (z Bilharziosis); Paragonimus Paragonimus Westermanni) in de longen van mens, kat, hond enz.; Heterophyes in de darm van mens, kat en hond; Dicrocoelium in de galgangen van herkauwers en andere dieren; Opisthorchis in de galgangen van de kat enz., ook bij de mens; Clonorchis (z opisthorchis felineus) in de galgangen van mens, kat en hond; Echinostoma, aan het voorste uiteinde een wal met dorentjes (adorale kraag), 0,5-1 cm lang, ook in de darm van de mens vooral in Oost-Azië; Fasciolopsis buski, tot 7 cm lang, in de darm van de mens, inheems in Oost-Azië; Fasciola hepatica (z leverbotziekte), in de galgangen van herkauwers en andere dieren, zeer zelden bij de mens.

PROF. DR J. E. W. IHLE

PROF. DR W. KOUWENAAR

Lit.: B. Dawes, The Trematoda, with Special Reference to British and Other European Forms (Cambridge 1946); O. Fuhrmann, Trematoda, in: Kükenthal-Krumbach, Handbuch der Zool. Bd 2, 2. 1928. Van de talloze leer- en handboeken over helminthologie noemen wij slechts: N. H. Swellengrebel en J. E. W. Ihle,De dierlijke parasieten van den mensch, 5de dr. (A’dam 1948).

< >