komen bij de mens voor in de luchtwegen: neusholte, keelholte, strottenhoofd, trachea en bronchi; voorts in de eileider en in de baarmoeder; ten slotte in het begin van de afvoerwegen van de testis. Trilharen zijn 1/1000 mm dikke en 1/100 mm lange uitlopers van trilhaarcellen; zij contraheren rhythmisch met een snelle slag in één richting, waarna zij langzaam terugveren.
Op deze wijze kunnen zij stoffen (slijm, sereus vocht) in de richting van de snelle slag transporteren.