Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Torhout

betekenis & definitie

stad in de prov. West-Vlaanderen, op licht golvende, zandige bodem, 4263 ha (landbouw, weef- en voedingnijverheid, paardenjaarmarkt), telt (1951) 12 234 inw.

Het wordt al vermeld in 743 en was in de vroege Middeleeuwen de hoofdplaats van een pagus, later van een ambacht dat ruim 400 heerlijkheden in het Brugse Vrije omvatte. Het had zijn zetel te Wijnendale, in het kasteel opgericht door Robrecht I de Fries (1085), lang de geliefkoosde verblijfplaats van de Vlaamse graven en getuige van vele historische gebeurtenissen (gerestaureerd, ontwaterd, 40 ha park). Belangrijk was tot de 13de eeuw de „foor” (jaarmarkt) van Torhout. De kerktoren (11de eeuw) werd opgeblazen in 1918. Barok stadhuis (18de eeuw).Lit.: P. Lansens, Gesch. v. T. en Wynendaele (Brugge 1845); R. de Beaucourt, Une visite au château de Wynendael (Ostende 1898); G. Meersseman en Br. Firmin, De kerk van T. in het licht van de jongste opgravingen (Antwerpen 1942).