het eerste hoofdelingengeslacht.dat in Oost-Friesland een zekere suprematie over zijn gelijken wist te vestigen. In Brockmerland (broek = moeras), een betrekkelijk jong kolonisatiegebied, waar in de 13de eeuw nog slechts vrije boeren waren gevestigd, die niet duldden, dat iemand zich een „steenhuis” bouwde, treft men ca 1370 Keno tom Brocke als enig hoofdeling aan.
Nabij Aurich had hij zich een burcht gebouwd en de omwonenden waren verplicht tot herediensten. Ook in het aangrenzende Norderland gold hij (naast anderen) als hoofdeling. Zijn zoon Ocko (gest. 1391) en zijn kleinzoon Keno (gest. 1417) breidden hun macht verder uit, tot Ocko de jongere in 1422 als „hoofdelink te Oost-Friesland” wordt aangeduid.In 1413 was het Keno gelukt vaste voet in Emden te krijgen en van daaruit had hij zich gemengd in de Schieringer en Vetkoper twisten tussen Eems en Vlie, waarbij hij de Vetkopers steunde.
In Oost-Friesland rees echter verzet tegen dit machtsoverwicht. De kleinere hoofdelingen sloten zich aaneen en bonden de strijd aan onder leiding van Fokko Ukena, die ten slotte Ocko na de slag op de Wilde Akkers gevangen nam (1427). Hoewel Ukena zich slechts enkele jaren wist te handhaven, was de rol van het geslacht tom Brocke hiermee uitgespeeld; hun positie ging over op de Cirksena’s, de latere graven van Oost-Friesland.
DR M. HARTGERINK-KOOMANS
Lit.: Klinkenborg, Gesch. d. ten Broks (Berlin 1895); H. Reimers, Ost Friesland, hfdst. III; Gosses en Japikse, Handb. tot de staatk. Gesch. v.
Nederland, blz. 224-228 (2de dr., ’s-Gravenhage 1927).