is een stad in Oost-Friesland aan het Jade-Eemskanaal, hoofdplaats van het district van die naam, dat het oude vorstendom Oost-Friesland met het Jadegebied en het Harlingerland omvat, en op 627 km2 (1939) 53 100 inw. telt, waarvan in Aurich zelf ca 6500.
Behalve administratief centrum, is Aurich van oudsher markt- en verzorgingscentrum voor de agrarische omgeving (paardenmarkten, hengstenkeuring). Gelegen aan een kruispunt van zandwegen in het meest moerassige land, was Aurich een natuurlijk centrum; hier stond in de tijd, dat de Broekmannen geen stenen huizen duldden, een der vier burchtkerken als sterkte in tijd van nood. In de nabijheid de Upstalboom, waar in de 14de eeuw de gemeenschappelijke vergaderingen der bestuurders van alle Friese landen werden gehouden. In 1379 evenwel waren de Tom Brocke’s als hoofdelingen te Aurich erkend en hadden er hun burcht gebouwd. Het duurde lang eer het vlek enige stedelijke zelfstandigheid kreeg en eerst in 1611 werd de bevolking grotendeels van herendiensten ontslagen. Sinds 1561 was Aurich de vaste residentie der graven van Oost-Friesland en mede dientengevolge het bolwerk van de Lutheranen in de tijd der godsdiensttwisten.
In 1609 ondernam het gereformeerde Emden, dat tegen de grafelijke regering in opstand was, een overval op Aurich waarbij het slot en de kanselarij werden geplunderd. In 1744 en opnieuw in 1866 kwam het, te zamen met Oost-Friesland, aan Pruisen.
Lit.: Wiarda, Bruchstücke zur Gesch. und Topographie der Stadt A. (1835); Anklam, Das Stadtbild von A. (1926).