Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tolerantie

betekenis & definitie

(1) (Lat.: tolerare, verdragen, dulden) is een begrip, aanduidend dat individu, kerk of staat overtuigingen van andersdenkenden toelaat. Ofschoon gebruikt in de techniek (toelaatbaar verschil tussen minimum en maximum grensmaat), is het in hoofdzaak een cultuurhistorisch phaenomeen in de godsdienst.

Strikt genomen spreekt men van tolerantie als een heersende kerk, al of niet staatskerk, of als de staatsmacht verdraagt dat andersdenkenden hun geloof voorwaardelijk belijden, als gunst verleend, dus herroepbaar (vgl. bijv. het Edict van Nantes van 1598, de Act of Toleration van 1689, het Tolerantie-edict van 1781, resp. in Frankrijk, Engeland, Oostenrijk). In het spraakgebruik echter worden de begrippen tolerantie, verdraagzaamheid, religievrijheid en gewetensvrijheid door elkaar gebruikt. Bij monotheïstische religies, gebaseerd op een woordopenbaring, aan profeten verkondigd, waar een kerk, met dogmata en sacramenten, noodzakelijk voor het zieleheil, de plicht heeft het lichaam zuiver te houden en de ware leer te verbreiden, ontstaat systematische onverdraagzaamheid.Extra ecclesiam nulla salus.” Inzicht in het veelzijdige probleem wordt verkregen door van de religieuze groep uit te gaan, niet van het individu, want de mens is tolerant of onverdraagzaam als mededrager van verantwoordelijkheid voor de groep.De tolerantie heeft twee aspecten:

1. De dragers van heterodoxe denkbeelden worden geëerbiedigd, hun ideeën niet.
2. De inhoud der andere overtuiging wordt als geheel of gedeeltelijk waar in de eigen overtuiging opgenomen.

Dogmatische intolerantie, het eerste geval, kan dus samengaan met verdraagzaamheid t.a.v. de ketters, in het tweede geval treedt dogmatische tolerantie op. Intolerantie komt dus voor in het kerktype der religies;de mystiek en het spiritualisme, met zwakke organisatievorm, zijn tolerant, wijl de toets van het geloof in de individuele ervaring ligt. De systematische onverdraagzaamheid der R.K. Kerk (vóór 12de eeuw incidenteel, in 13de eeuw gelegaliseerde doodstraf voor ketters) is gebaseerd op de volgende vooronderstellingen:

1. de Kerk hoedt de religieuze waarheid;
2. het gaat om allergewichtigste zaken;
3. ketterbestraffing is effectief;
4. de ketterij ligt in de wil en deze is vrij;
5. de ketter schaadt ook de samenleving, want kerk en staat behoren beide tot het ene Corpus Christianum. De Inquisitie onderzoekt en vonnist, de wereldlijke autoriteit executeert.

Stemmen voor een gematigd, liefderijk optreden, in Christus’ geest, hebben nooit ontbroken. Belangrijkste bijbelplaatsen in deze zijn de parabel van de tarwe en het onkruid (Matth. 13 : 14-31) en van het avondmaal (Luc. 14 : 16-23), met vele interpretaties, maar in hoofdzaak de eerstgenoemde in tolerante, de tweede in onverdraagzame zin. Het mijden van ketters (vgl. Tit. 3 : 10) is effectief als men hen doodt. De geloofsrichtingen der Docta Ignorantia (Nikolaas van Cues) en die der Devotio Moderna zijn gunstig geweest voor de groei der tolerantie, de eerste stroming zeer principieel—het universele theïsme —, de laatste door afkeer van theologische haarkloverijen en nadruk op liefderijke gezindheid (Imitatio Christi). Universeeltheïstische denkbeelden (bijv. God manifesteert zich in verscheidene religies, de wijzen waarop hij vereerd wordt zijn bijkomstig) worden o.a. uitgewerkt door de denkers der Florentijns-Platonische academie, de ideeën der Devotio Moderna zijn o.a. te vinden bij Erasmus, voor wie vrede, liefde, zachtheid en verdraagzaamheid wachtwoorden zijn. Zijn invloed op gematigder optreden t.a.v. ketters vóór de Reformatie is zeer groot. Het humanistische verdraagzaamheidsideaal wordt geschetst door Thomas More in de Utopia (1516). Door de Hervorming wordt het probleem o.a. door het aantal ketters acuut. Een modus vivendi moest gevonden worden. Heeft de Hervorming de verdraagzaamheid gebracht? Ja, maar noch Lutheranisme, noch Zwinglianisme, noch Calvinisme; al is het probleem voor Luther— als voor Augustinus—schier onoplosbaar zwaar geweest.

Wel zijn er elementen in het Protestantisme — bijv. individualisme — gunstig voor de tolerantie. Lutheranisme en Calvinisme brachten de strafwaardige ketterij terug tot de blasphemie en, vooral Calvijn en Beza, vonden de autoriteit in Deuteronomium 13 van het O.T. De verbrandingsdood van Michel Servet te Genève in 1553 wordt de „cause célèbre” (Bainton) van de Protestantse onverdraagzaamheid. Met de reacties op dit klassieke voorbeeld van intolerantie begint de strijd om de principiële, wederzijdse verdraagzaamheid. Voordien was al gestorven de spiritualistische reformator Seb. Franck, voor wie het principe van de geestelijke vrijheid essentieel was. In zijn Chronica wijdt hij een gedeelte (Ketzerchronik) aan een eerherstel van alle hem bekende ketters. Dwingen in religiosis is een bewijs van misverstaan van het geloof dat vrijwillig, geestelijk, vredelievend en niet-woordelijk moet begrepen worden. Hij was te geresigneerd en te pessimistisch om voor de tolerantie te strijden. Een ware Christen moet als ketter in de wereld staan.

De motieven der protagonisten voor de verdraagzaamheid zijn deels van mystieke, deels van spiritualistische, deels van ethisch-rationalistische aard. Mijlpalen in de strijd voor de tolerantie zijn de boeken van Seb. Castellio (o.a. De haereticis an sint persequendi, Lat. en Franse editie van 1554), De Stratagematis Satanae libri VIII van Jac. Acontius van 1565 en de Synodus van der consciëntiën vrijheydt van Dirck V. Coornhert van 1582. De beweging der tolerantie wordt niet zelden, naar een pseudoniem van Castellio, Bellianisme genoemd in de 16de eeuw. Naast deze auteurs staat een grote schare van kleinere figuren of volgelingen. Hoe groot de verschillen in motivering der tolerantie zijn, gemeenschappelijk hebben zij de denkbeelden dat

1. zieleheil door een ander geloof dan dat van het subject mogelijk is;
2. dat mensen niet kunnen uitmaken welk geloof objectief het ware is. Als iemand naar geweten zijn overtuiging uit, dan spreekt hij waarheid, al kan dit objectief een dwaling zijn;
3. ketterij is een geestelijke zaak en mag slechts door geestelijke middelen gekeerd worden.

Een scheiding tussen ware en valse gewetens wordt niet langer gemaakt, de toets van het ware geloof is ethisch. Wie God en zijn naaste liefheeft, heeft blijkbaar het ware geloof. Belangrijk wordt ook de scheiding tussen voor het heil noodzakelijke geloofspunten en de niet-noodzakelijke. Dit leidt tot het zgn. fundamentalisme, vooral in Engeland, later het zgn. latitudinarisme. Het natuurrechtelijke motief (Matth. 7 : 12) weegt, vooral bij Castellio en Coornhert, zwaar. In het i8de-eeuwse Deïsme vindt dit motief der respectrelatie zijn hoogtepunt. De Dopers, meer martelaren voor de tolerantie dan strijders voor de verdraagzaamheid, zijn, behoudens wanneer chiliastisch profetisme optreedt (Munster), verdraagzaam, in navolging van Christus. Van essentieel belang is het verschijnsel van de secularisering van de staat, met daaruit voortkomend het motief van het staatsraison. De vorst, geen rechter over de gewetens van zijn onderdanen, heeft voor orde, rust en welvaart te zorgen. Het staatsbelang, verbonden met het handelsbelang, eist het toelaten van meer dan één religievorm in een land. Verbonden met deze richting is o.a. de R.K. Franse kanselier Mich. de l’Hópital, en de sceptische staatsrechtgeleerde Jean Bodin (Heptaplomeres). In de 17de eeuw komen bijna geen ketterverbrandingen meer voor, een bewijs van de spiritualisering van het geloof en van de verzwakking van het profetisme. De welsprekendste pleidooien leveren de Independent John Owen in zijn The Ancient Bounds or Liberty of Conscience (1645), Roger Williams in The Bloody Tenent of Persecution (1644) en John Milton. Vooral de rationalistische motieven der tolerantie worden uitgewerkt door Spinoza in zijn Tractatus Theologico-Politicus (1670) en door John Locke in de Epistola de tolerantia van 1689 en de Letters concerning Toleration van 1690 en 1692. In de 18de eeuw, met de opkomst van de natuurlijke religie, het Deïsme, wordt de absolute godsdienstvrijheid beschouwd als een mensenrecht dat in de natuur, als de mechanische natuurwetten, verankerd is. Onder invloed van bepaalde grondwetten van Noordamerikaanse staten (bijv. Virginia, Rhode-Island) komt het recht op godsdienstvrijheid in de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen, opgesteld in de Franse Revolutieperiode, in 1789. Het woord tolerantie zelf wordt niet getolereerd, wijl er geen macht is die te verdragen heeft (Mirabeau). De invloed van Bayle’s Commentaire philosophique sur les paroles de Jésus Christ: Contrains les d’entrer (1686) en van Voltaire’s Traité sur la tolérance (1763) is groot en richt zich tegen elke vorm van woordelijk openbaringsgeloof. Via de zgn. grondrechten komt de godsdienstvrijheid in de constituties van vele Europese en Amerikaanse staten. De periode der verdraagzaamheid was overgegaan op die der godsdienstvrijheid. Dit is een begeleidend verschijnsel van de groei van het liberalisme, gedragen door de derde stand.

Het probleem der verdraagzaamheid blijft in de R.K. staten bestaan, het Protestantisme zal, naar het zich laat aanzien, niet terugvallen op onverdraagzaamheid. Acuut is het probleem bij de pseudo-religie van het Communisme, zoals deze manifest is geworden in Rusland en China met hun satellietstaten.

H. BONGER

Lit.: Roland H. Bainton, The Travail of Religious Liberty (Philadelphia 1950); J. Kühn, Toleranz und Offenbarung (Leipzig 1923); H. J. Mispelblom Beyer, Tolerantie en fanatisme (Arnhem 1948).

(2) is een begrip uit de massafabricage. Moeten bijv. duizend tappen worden afgedraaid op een dikte van 40 mm, dan is het niet mogelijk al deze tappen even dik en precies aan de maat te maken. Daarom wordt de nominale maat vervangen door de grootste en de kleinste grensmaat, het verschil tussen deze grensmaten is de tolerantie. Het werkstuk wordt nu tijdens de bewerking nagemeten met een zgn. grenskaliber, waarmede alleen wordt bepaald of de werkelijke dikte van het werkstuk tussen de grensmaten ligt. Als dat is bereikt is het werkstuk gereed (z passingen).

< >