een der meest verbreide en populaire middeleeuwse sagen. De held sluit evenals Faust een verbond met de duivel.
Hij wordt echter niet gedreven door dorst naar weten, maar door het vooruitzicht van rehabilitatie van een onverdiende vernedering. De ontknoping is middeleeuws-Christelijk: door oprecht berouw wordt hij ten slotte toch gered. In West-Europa treffen wij deze sage voor het eerst aan bij Paulus Diaconus Neapolitanus (ca 840); daarna o.a. in een voortreffelijke bewerking van Hrotsvitha van Gandersheim (10de eeuw). Dramatische bewerkingen zijn bekend in het Frans (door Rutebeuf) en in het Nederduits. In het Middelnederlands is de sage overgeleverd als episch gedicht en als proza-exempel; wellicht heeft er bovendien nog een drama bestaan. Ook Engeland kent verscheiden lezingen van de sage. Ze drong zelfs door in de liturgie en de beeldende kunst, zodat haar populariteit bijna ongeëvenaard is. Zeer groot is ook het aantal latere navolgingen.DR J. J. MAK
Uitg.: van het Mnl. epische gedicht d. J. Verdam (1882), J. v. Mierlo (1941), van de Middeleng. versie d. E. Koelbing in Engl. Stud. I (1877).
Lit.: E. Sommer, De Theophili cum diabolo foedere (1844); K. PI en zat, Die Theophiluslegende in den Dichtungen des Mittelalters (1926); M. Rudwin, The Devil in Legend and Lit. (1931), p. 181 seq.(inz. voor de Eng. lezingen); Idem, A Hist. and Bibliogr. Survey of the German Religious Drama (1924), p. 65 seq. (voor de Nederduitse drama’s); - verbreiding van de sage: H. H. Knippenberg in: Tijdschr. v. Taal en Letteren 1938; voor de Theophilus-sage in de kunst: E. Falignan, Des formes iconographiques de la légende de Th., in: Revue des Traditions Populaires 5 (1890).