geleerde non en abdis van het klooster Gandersheim (Midden-Duitsland) (ca 930 - na 1000), die vermoedelijk uit een Saksisch adellijk geslacht stamde. Zij schreef in het Latijn een poëtisch geschiedwerk De gestis Ottonis I (= het leven van Otto I; vertaald door Gundlach 1894) en zes toneelstukken, o.a. Dulcitius, in dialoog gebrachte legenden van ascetische en moraliserende inhoud, waardoor zij de toneelstukken van Terentius uit de kloosterlectuur wilde verbannen.
Haar werken werden in 1501 door de humanist Konrad Celtis opnieuw ontdekt en uitgegeven. Er is enige malen twijfel aan de authenticiteit van deze werken geopperd; er zou dan een opzettelijke falsificatie in het spel zijn geweest.Bibl.: Moderne uitg. van K. Strecker (1930); Duitse vertalingen in P. von Winterfeld, Deutsche Dichter des latein. Mittelalters (1922) en volledig door H. Homeyer (1936). Ned. vert.: Leerdrama’s, d. H.
J. E. Endepols (1951).
Lit.: Rudolf Köpke, Hrosv. v. G. (1869); Z. Haraszti, The Works of H., in: More Books, Bull. of the Boston Publ. Libr. XX (Boston 1945); Hugo Kuhn, H. v. G. dichterisches Programm, in: Dtsche Vierteljahrsschr. f.
Lit. wissensch. (1950), blz. 181 vg.; K. Brandi in Dtsche Rdschau, dl 209 (1926); J. Aschbach, R. und K. Celtis (Wien 1867, 2de dr. 1868).