Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Theodorus de COCK

betekenis & definitie

apostolisch vicaris van de Hollandse Missie (Utrecht 29 Oct. 1650 Rome 20 Jan. 1720), genoot zijn eerste opleiding in zijn geboorteplaats en te Emmerik (Jezuïeten), studeerde rechten te Utrecht en vervolgens theologie te Leuven en te Rome (Propaganda); in 1675 priester gewijd, in 1676 missionaris te Leiden, later pastoor. In 1687 werd hij door het Haarlems Kapittel en het Utrechts vicariaat afgevaardigd naar Rome, waar hij de candidatuur van Codde met succes bepleitte.

Op verzoek van de Propaganda verstrekte De Cock in Mei 1694 echter minder gunstige informaties over Codde. Pas veel later en ten gevolge van nieuwe beschuldigingen werd Codde, na persoonlijk verhoor, door de Propaganda geschorst (13 Mei 1702) en De Cock werd tot provicaris van de Holl. Missie aangesteld. Zowel het Utrechts vicariaat als het Haarlems Kapittel weigerden hem te erkennen en werden hierin gesteund door de regering.In Aug. 1702 verboden de Staten van Holland aan De Cock de uitoefening van zijn ambt en aan de priesters hem te erkennen; in Febr. 1703 volgde zelfs een ordonnantie, waarin gedreigd werd met sluiting van de kerken, verbanning van de missionarissen en gevangenneming van De Cock die nu naar Emmerik vertrok, vanwaar hij de Holl. Missie trachtte te besturen. Toen Rome 14 Nov. 1705 G. Potcamp tot apostolisch vicaris benoemde, deed hij vrijwillig afstand van zijn functie en begaf zich later naar Rome, waar hij enkele beneficies kreeg en tot geheim kamerheer werd aangesteld.

Hier stierf hij.

De door hem nagelaten werken zijn van belang voor de geschiedenis van de Hollandse Missie.

EADM. WINKELS O. CARM.

Lit.: G. W. Janssen, in N. Ned.

Biogr. Wbk, IV, 438, met uitv. lit.opg.; L. J. Rogier, Gesch. v. h.

Katholicisme in N.Nederland (1946) II, 271-4, 298-301, 309-12, 320-5 et passim; J. de Tong, Handb. d. Kerkgesch. (19484) III, 374-300.

< >