Duits humoristisch schrijver (Gerdauen, O.Pr., 31 Jan. 1741 - 23 Apr. 1796), studeerde theologie te Koningsbergen, later ook rechten en werd in 1780 burgemeester van die stad. Zijn leven en karakter vormen een weefsel van tegenstrijdigheden.
Eveneens betoont hij zich zonderling in zijn geschriften. Hij is een man van grote fantasie en scherpe waarneming, die in losse vorm en op humoristische wijze de gebreken van zijn tijd hekelt.Bibl.: Ueber die Ehe (1774); Ueber die bürgerliche Verbesserung der Weiber (1792); Ueber weibliche Bildung (1801); Lebensläufe nach aufsteigender Linie (4 dln, 1778-1781); Kreuz- und Querzüge des Ritters A bis Z (2 dln, 1793-1794); Sämtliche Schriften (14 dln, 1828-1831).
Lit.: Ferd. Schneider, F. G. v. H. in d. Jahren 1741-81 (Prag 1911) ; F. Werner, Das Todesproblem in den Werken H.*s, diss. Halle (1938).
Zijn neef Theodor Gottlieb von Hippel (Gerdauen 1775 - Bromberg 10 Juli 1843), bekend door zijn vriendschap met E. T. A. Hoffmann, was de steller van de oproep van Friedrich Wilhelm III bij de aanvang van de bevrijdingsoorlog van 1813 getiteld An mein Volk; ook schreef hij Beiträge zur Charakteristik Friedrich Wilhelms III. (1841).
Lit.: Th. Bach, Th. G. v. H. (1863); H. v. Müller, H. u. Hoffmann (1912).