Oostenrijks classicus en wijsgeer (Brünn 29 Mrt 1832 - Baden, bij Wenen, 29 Aug. 1912), hoogleraar in de klassieke philologie te Wenen (1873-1901), vooral bekend door zijn werk Griechische Denker (3 dln, 1893-1909, 4de dr. 1922-1924), waarin hij op levendige wijze, maar volgens het standpunt van een 19de-eeuwse positivist, de ontwikkeling van de Griekse wijsbegeerte schetst tot en met Aristoteles.
Bibi.: Hellenika. Ausgew. Aufsätze (2 dln, 1912); Briefe u. Aufzeichnungen, aus gen. v.
H. Gomperz (1936 e.v.). Gedeelt. autobiogr.: Essays und Lebenserinnerungen (1905).
Lit.: L. Dauliac, Un historiën de la philos. grecque. Revue philosophique, dl 62 (1906), blz. 64-81; F. Heinemann, Th.
G. u. John Stuart Mill, in: Philosophia III (1938), 188.