(Aboel-Hasan Thabit ibn Marwan al-Harrani), Arabisch geleerde (Harran, Mesopotamië, ca 834- 18 Febr. 901), was wiskundige, astronoom en medicus te Bagdad. Hij stichtte daar een school van vertalers waarin door hem zelf of onder zijn leiding talrijke belangrijke werken uit het Grieks of het Syrisch in het Arabisch werden overgebracht of reeds bestaande overzettingen (bijv. van Ishak ibn Hoenain) werden herzien.
Wij danken aan hem o.m. het behoud (alleen in het Arabisch) van de boeken V-VII van de Conica van Apollonios en berichten over verloren gegane werken van Archimedes (o.m. een geschrift over de regelmatige zevenhoek). Eigen wiskundig werk betreft de quadratuur van de parabool en de kubatuur van de omwentelingsparaboloïde, een halfregelmatig veelvlak, de theorie van de zonnewijzer, de stelling van Menelaos en de theorie der bevriende getallen. Voor de geschiedenis der mechanica in de Middeleeuwen is zijn werk over de Karastoên (een soort balans) van belang, voor die der astronomie zijn (onjuist gebleken) theorie van de trepidatie, d.i. een oscillerende beweging van de aequinoxen; om deze te verklaren voerde hij een nieuwe (de negende) hemelsfeer in. Naast vertalingen van Galenus staat op medisch gebied een therapeutisch werk op zijn naam.
PROF. DR E. J. DIJKSTERHUIS
Uitg. vert. of bewerk, van zijn geschriften: Qarastün: E. Wiedemann, in Bibl. Math. (3) 12 (1912); F. Buchner, in Sitz. Ber. phys. med. Soz. Erlangen 52 (1920). Parabool en paraboloïde; H. Suter, in Sitz. Ber. Erlangen 48 (1918). Zonnewijzers: E. Wiedemann en J. Frank in Kgl. Danske Vidensk. Selsk. mat. fys. medd. (4) 9 (1922); K. Garbers in Quellen u. Studiën zur Gesch. Math. A. 4 (1936). Stelling van Menelaos: A. Björnbo, in Abh. Gesch. Naturw. und Med. 7 (1924). Regelm. zevenhoek: C. Schoy, Die trig. Lehren des al-Biruni; uitg. d. Ruska en Wieleitner (Hannover 1927). Halfregelmatig veertien vlak: E. Bessel Hagen en O. Spiess in Quellen u. Studiën zur Gesch. Math. B. 2 (1932). Bevriende getallen: F. Woepcke in Journ. asiat. (4) 20 (1852). Geneesk. werk: G. Sobhy (Cairo 1928).
Lit.: E. Wiedemann, in Sitz. Ber. Erlangen 52-53 (1920-21).